Terug naar beginpagina
Kinderen iets leren wat ze nog niet weten
maar waar ze wel aan toe zijn
Deel op Facebook Tweet Printervriendelijke versie    @Contact

Op 18 oktober 2006 werd in de Plenaire Vergadering van het Vlaams Parlement voor de allereerste keer gedebatteerd over het (gebrek aan) een beleid rond onderwijs aan hoogbegaafde leerlingen. Directe aanleiding tot dit debat waren de krasse uitspraken van de minister van Onderwijs, Frank Vandenbroucke, op 14 oktober 2006.

Hieronder staat het voorlopige verslag van de vergadering, zoals gepubliceerd op de website van het Vlaams Parlement.
De minister kwam terug op veel van de uitlatingen, die hij enkele dagen eerder gemaakt had.
Dit wekte geen verbazing, aangezien elke partij in het Vlaams Parlement fors uithaalde naar de uitspraken van de minister.

In het kort komt het erop neer dat:
  • een school voor de minister moet kunnen verantwoorden waarom kinderen met een leervoorsprong ook in haar zorgbeleid worden opgenomen. Elders op deze website leveren wij inspiratie voor een gefundeerde verantwoording: het ononderbroken leerproces van alle leerlingen en de nationale en internationale wetteksten en opdrachtsverklaringen die hier expliciet om vragen. De scholen die dit in het verleden deden, werden hiervoor overigens steevast gefeliciteerd door de inspectie.
  • de minister vindt dat GOK-uren niet mogen ingezet worden voor de leerzorg voor kinderen met een leervoorsprong. Hiermee gaat hij vreemd genoeg lijnrecht in tegen de richtlijnen rond het gebruik van GOK-uren op de website van het Departement Onderwijs. Wij citeren:
    Dit betekent o.a. dat GOK-lestijden eventueel kunnen gebruikt worden om klasgroepen te splitsen als dit past binnen de schooleigen visie rond gelijke onderwijskansen en de zelfgekozen doelstellingen van de school; m.a.w. niet om louter te komen tot kleinere klassen als doel op zich en dat betekent eveneens dat kinderen die niet voldoen aan de kansarmoede-indicatoren (bijv. hoogbegaafde kinderen) kunnen gebruik maken van de globale aanpak van de school én van die extra ondersteuning.


    Ook voor het secundair onderwijs geeft het Departement Onderwijs dezelfde richtlijnen.

Plenaire Vergadering van 18-10-2006

Actualiteitsdebat over de ondersteuning van onderwijs aan hoogbegaafde kinderen

Mevrouw An Michiels

Mijnheer de minister, al meermaals werd u in de commissie voor Onderwijs over dit onderwerp ondervraagd. Er ligt in de commissie ook een voorstel van resolutie voor, maar naar aanleiding van de toespraak die u vorige zaterdag hield voor de vereniging BEKINA, naar aanleiding van haar 20-jarig bestaan, doken een aantal nieuwe zaken op waarover we graag wat meer uitleg zouden hebben.

Een van de conclusies die voornamelijk door de kranten werd getrokken na uw toespraak, was dat er geen geld en extra middelen zullen komen voor de begeleiding van hoogbegaafde kinderen. Mijnheer de minister, verder stelde u - en dat veroorzaakte nog meer ophef binnen mijn fractie - dat de zorgcoördinator zich niet meer met deze leerlingen mag bezighouden. U stelde expliciet dat zorguren niet gebruikt mogen worden voor hoogbegaafde leerlingen, aangezien de zorguren bedoeld zijn voor leerlingen die in hun ontwikkeling bedreigd zijn. U stelde ook dat de volledige opvang van deze leerlingen in de klas moet gebeuren, door het magische woord, zoals u het noemde, differentiëren. Tenzij deze leerlingen nog kampen met depressies of leerproblemen als ADHD, dyslexie enzovoort, want dan kunnen ze wel terecht bij de zorgcoördinator.

Intussen heeft de praktijk uitgewezen dat net door het inrichten van kangoeroeklassen, met of zonder zorguren, problemen zoals depressies bij hoogbegaafde leerlingen voorkomen kunnen worden. De praktijk heeft ook uitgewezen dat bij het differentiëren van de leerstof juist de hoogbegaafden als eerste uit de boot vallen, om de eenvoudige reden dat niet elke leerkracht uren kan of wil spenderen aan het opzoeken of uitwerken van extra oefeningen voor een of twee hoogbegaafde leerlingen in de klas en dat er zeer weinig materiaal voorhanden is om de leerlingen adequaat te begeleiden of te kunnen differentiëren.

Mijnheer de minister, in uw toespraak pleit u er wel voor om deze opdracht, dus het differentiëren of het inrichten van kangoeroeklassen, te laten uitvoeren door ouders die zich vrijwillig aanmelden. U stelde eveneens voor dat hoogbegaafde leerlingen een rol zouden kunnen spelen bij het bijwerken van zwakkere leerlingen. Ze worden dus een hulpje van de leerkracht of van de zorgcoördinator.

Nog verder in die toespraak zei u dat de problematiek van de hoogbegaafde leerlingen niet meer expliciet wordt opgenomen in het leerzorgkader, waar dat in een eerste nota wel het geval was, tenzij die problematiek samengaat met leerproblemen zoals ADHD, ADD, dyslexie, autisme enzovoort. Hierdoor kan er geen werk worden gemaakt van een specifieke detectie van hoogbegaafde leerlingen vóór er problemen opduiken. Men moet dus wachten op een probleem bij die leerlingen om hen dan te kunnen begeleiden. Net als dat probleem zich voordoet, wordt die hoogbegaafde leerling echter vaak niet meer als zodanig beschouwd en worden er wel eens foutieve conclusies getrokken, bijvoorbeeld dat die leerling een leerachterstand of leer- of ontwikkelingsstoornissen heeft, terwijl het net omgekeerd is.

U verwees ook nog naar cao VIII. We weten dat er op vraag van de scholen extra middelen worden toegekend, net om die zorguren uit te breiden. De scholen vinden die uren doeltreffend, maar ontoereikend. Ze hebben er meer nodig. U stelde in die cao voor om die middelen te verdelen over de scholengemeenschappen die naargelang hun scholen expertise opgebouwd hebben, meer of minder van die uren zouden kunnen toekennen aan een specifieke school. Zaterdag haalde u daar echter weer de hoogbegaafde leerlingen uit. Een school die expertise heeft opgebouwd in begeleiding van hoogbegaafde leerlingen, kan geen aanspraak maken op die extra zorguren.

Ik blijf achter met een wat wrang gevoel. U hebt steeds de mond vol van gelijke kansen. Ook in deze toespraak verwees u weer naar gelijke kansen. We hebben u al meermaals laten verstaan dat we op zich niet tegen die gelijke kansen zijn, maar dat we er wel problemen mee hebben dat het net de kinderen zijn die langs boven uit de mand vallen, de hoogbegaafden dus, geen gelijke kansen krijgen.

Mijnheer de minister, waarop hebt u zich gebaseerd om het verbod om die zorguren nog te gebruiken voor de ondersteuning van hoogbegaafde leerlingen, te formuleren? Hoe gaat u optreden tegen de scholen die nu net wel een deeltje van hun uren - vaak gaat het om een zeer klein deeltje - gebruiken om die leerlingen te ondersteunen? Hoe rijmt u dat standpunt met uw pleidooi voor gelijke kansen voor alle leerlingen? (Applaus bij het Vlaams Belang)

Mevrouw Kathleen Helsen

Mevrouw de voorzitter, geachte leden van de regering, dames en heren, de studiedag van het voorbije weekend en de toespraak van de minister van Onderwijs leiden blijkbaar tot nieuwe onduidelijkheden en tot ongerustheid, vooral bij ouders van hoogbegaafde leerlingen. Daarom is het aangewezen vandaag wat meer duidelijkheid te creëren in deze thematiek.

Ik wil vier elementen aan bod brengen. In de eerste plaats vinden we het belangrijk dat de kwestie van de hoogbegaafdheid een plaats krijgt in het dossier van het leerzorgkader. Het is precies de bedoeling om na te gaan in welke problematiek op welke manier de zorg in de toekomst kan worden uitgebouwd. Ik denk dat we het eens zijn met wat de minister in zijn toespraak heeft gezegd: als we ons onderwijs en onze samenleving in ogenschouw nemen, is het geen punt om tegemoet te komen aan elk individueel probleem. Een school is een bundeling van menselijke relaties, die als belangrijke sociale motor de samenleving mee vorm geeft. De school neemt niet het individu als norm, maar de gemeenschap. Wij kunnen ons volledig vinden in de opdracht om een evenwicht te zoeken tussen de belangen van iedereen samen en de afzonderlijke belangen.

Het stemt ons ook zeer tevreden dat u in uw toespraak hebt verwezen naar het rechten-en-plichtenbetoog. Ook binnen het onderwijs moet worden getracht te bekijken welke partner welke verantwoordelijkheid op zich neemt, wie welke rechten en welke plichten heeft.

Sommigen krijgen inderdaad te maken met mogelijk schrijnende aspecten van hoogbegaafdheid. Die elementen zijn niet per definitie verbonden met hoogbegaafdheid zelf. Onzes inziens kunnen de problemen die ter zake rijzen vandaag perfect worden aangepakt in het gewone basisonderwijs, via de aan scholen toegekende zorguren. Momenteel is het onduidelijk of de zorguren nog kunnen worden aangewend voor de problematiek van de hoogbegaafdheid, en of de middelen worden teruggeschroefd. We menen te kunnen stellen dat in de cao VIII het aantal zorguren net wordt uitgebreid. Daartoe is in een aanzienlijk bedrag voorzien. Er kan geen sprake zijn van het reduceren van de middelen voor zorg. We stellen immers vast dat de zorgvraag binnen het onderwijs net toeneemt. De voorbije studiedag heeft bij sommige mensen echter onduidelijkheid gecreëerd. (Opmerkingen van minister Frank Vandenbroucke)

We menen dat de stelling over de reductie niet klopt. Het ware daarom interessant mocht u daarover vandaag opnieuw duidelijkheid verschaffen.

U gaf terecht aan dat het zeer moeilijk is om iemand als hoogbegaafd te bestempelen. Er bestaat immers geen eenduidige definitie. Er bestaan grote verschillen tussen hoogbegaafden. Daarom is het momenteel niet mogelijk om hoogbegaafdheid als rechtstreekse indicator in het financieringssysteem te gebruiken, op dezelfde wijze als dat gebeurt met betrekking tot de GOK-indicator. We kunnen dus uw gedachtegang volgen.

Een andere uitspraak uit uw betoog is volgens ons wel nog een discussiepunt. Het zou interessant zijn mocht daar vandaag wat duidelijkheid over komen. U zei namelijk het er niet mee eens te zijn dat sommige scholen GOK-uren of zorguren besteden aan de kangoeroeklas. Bekijken we echter wat het GOK-decreet daarover zegt, dan lijkt het me dat er mogelijk een interpretatieprobleem rijst. Ik citeer uit het decreet: ´De Vlaamse Regering kent aan de scholen jaarlijks aanvullende lestijden voor het voeren van een zorgbeleid toe. De aanvullende lestijden worden aangewend voor initiatieven inzake de preventie en remediëring van ontwikkelings- en leerachterstanden, de begeleiding inzake sociaal-emotionele problemen en het gericht differentiëren in het curriculum.´ Voor die drie punten kunnen de aanvullende lestijden dus worden gebruikt. Wij interpreteren dit zo dat het derde punt, het gericht differentiëren in het curriculum, wel ruimte laat om iets te doen voor de hoogbegaafden. Onze vraag is dan echter hoe ver een school op dat vlak kan gaan.

In het kader van de voornoemde differentiëring is het perfect mogelijk om bepaalde faciliteiten te geven en aparte groepen samen te brengen, maar is het dan ook mogelijk om kangoeroeklassen op te richten voor een aantal schooljaren? Wat dat betreft, vinden we dat er onduidelijkheid bestaat. We willen weten wat mogelijk is. U geeft correct aan dat de GOK-uren niet kunnen worden besteed aan de problematiek van de hoogbegaafdheid op zich. De uren waarin is voorzien in het kader van de zorg, kunnen dat wel.

We stellen hierbij de belangrijke vraag of het aangewezen is dat de overheid zelf bepaalt voor welke problematiek, in welke context en in welke schoolomgeving bepaalde zorguren kunnen worden gebruikt. Het is belangrijk om scholen een zekere verantwoordelijkheid te geven. We moeten voldoende vertrouwen hebben in de expertise die scholen op dat vlak bezitten. Scholen moeten zelf kunnen bepalen op welke manier ze de zorg uitbouwen en ze moeten daarbij rekening kunnen houden met alle elementen die tijdens een schooljaar een rol spelen.

Naar aanleiding van de toespraak is het onduidelijk geworden op welke manier dit laatste punt kan worden geïnterpreteerd. Hoe ver kan een school gaan in het aanwenden van zorg? Blijft het voor een school mogelijk om kangoeroeklassen in te richten als ze dat de beste manier vindt om tegemoet te komen aan bepaalde problemen en om het onderwijs voor haar leerlingengroep te organiseren?

In de commissie kwam de volgende opmerking ook al aan bod. Ik wil toch nog even herhalen dat er in het basisonderwijs voldoende mogelijkheden zijn om zorg uit te bouwen, maar dat de leerlingenbegeleiding in het secundair onderwijs een aandachtspunt blijft. Momenteel is er geen decretale basis voor de zorguren. Het is belangrijk dat de middelen voor leerlingenbegeleiding in het secundair onderwijs in de toekomst toereikend zijn. Vooral aso-scholen hebben te maken met de problematiek van hoogbegaafdheid. Die problematiek gaat trouwens vaak gepaard met andere moeilijkheden en vergt een gepaste aanpak.

Mijnheer de minister, we willen graag van u vernemen op welke manier de zorg in de toekomst kan worden uitgebouwd.

Mevrouw Anne Marie Hoebeke

Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, dames en heren, ik zal een synthese maken van mijn vraag aangezien de bezorgdheid van mijn fractie aansluit bij de visie van de voorgaande sprekers.

Mijnheer de minister, de problematiek werd in eerste instantie opgeworpen in de reacties op uw speech van ouders van hoogbegaafde kinderen en adolescenten. Ze vinden dat u hen een beetje in de kou laat staan.

Daarnaast hebben ook de scholen hun bezorgdheid geuit op basis van wat werd gesteld in de speech en wat ook werd getoetst aan de antwoorden die u in de commissie hebt gegeven op 26 april 2006 en op 1 februari 2005. Wat werd gezegd, was niet op elkaar afgestemd, integendeel, het was tegenovergesteld aan elkaar.

U stelt dat er in verband met hoogbegaafdheid differentiatie moet komen. U wenst niet te labelen. In uw antwoord op een vraag van de heer De Cock in 2006 ging u ervan uit dat de scholen ter zake de nodige initiatieven kunnen nemen door middel van de GOK-uren, indien het gaat om een problematiek die aan een specifieke vereiste voldoet en kan worden opgelost. Daar tegenin gaan komt neer op het in de kou laten staan van de scholen die erin hebben geïnvesteerd. In cao VIII wordt 21 miljoen euro ingeschreven voor extra lestijden. Er is dus een marge voor die investering.

U stelt - gelukkig maar - dat hoogbegaafdheid geen gebrek is, maar dat als hoogbegaafdheid gepaard gaat met autisme-spectrumstoornissen, depressie of gedragstoornissen, initiatieven kunnen worden genomen.

Ik meen te kunnen stellen dat, wanneer een dergelijke problematiek zich voordoet bij hoogbegaafden, de problematiek die in se aanwezig was, dan al verwaarloosd is.

De ouders willen bovendien duidelijkheid. En ik denk dat dit hier het forum is om zowel aan de scholen als aan de ouders duidelijk te maken welke initiatieven u, als minister van Onderwijs, in petto hebt, en hoe het komt dat u binnen dezelfde legislatuur geen duidelijkheid geeft over wat op een school kan worden gerealiseerd voor de hoogbegaafde kinderen, met de voorziene budgetten.

De heer Dirk De Cock

Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister-president, mijnheer de minister, collega's, ik had gisteren een vraag om uitleg klaargemaakt in verband met deze problematiek, maar ik ben nu toegevoegd aan de lijst van de actuele sprekers. Vandaar dat ik die vraag om uitleg ga brengen.

Het meeste is al gezegd, ik ga dat niet meer herhalen. De minister erkent in zijn toespraak dat leerkrachten en scholen aandacht moeten schenken aan die groep van hoogbegaafde leerlingen en dat zij recht hebben op kwaliteitsvol onderwijs. Dat is voor mij heel bemoedigend.

Dat kwaliteitsvol onderwijs moet volgens de minister gerealiseerd worden binnen het reguliere lestijdenpakket en niet binnen de zorg- of GOK-uren. Dat staat zo in die toespraak, maar het staat een beetje in contrast met vroegere signalen. Als antwoord op een vraag om uitleg van mij op 20 april - mevrouw Hoebeke heeft daar ook aan gerefereerd - hebt u gezegd dat de problematiek rond de opvang van hoogbegaafden binnen de zorg- en GOK-uren kon, en dat dat binnen de autonomie van de scholen gesitueerd was.

De minister stelt nu dat de inrichting van klim-op- en kangoeroeklassen een goed initiatief is, maar dat het slechts kan via de gewone lestijden of op basis van vrijwilligheid bij leerlingen en ouders. GOK- of zorguren dienen volgens de minister 'om leerlingen te ondersteunen die leerstoornissen hebben, ernstige psychische problemen ervaren en/of moeten opboksen tegen taalachterstanden. Hoogbegaafde leerlingen behoren niet tot die groep, tenzij ze kampen met een probleem als depressie, gedragsmoeilijkheden of autisme.'

De minister stelt evenwel ook, en dat is belangrijk, dat de GOK-uren en zorguren bedoeld zijn voor 'leerlingen die in hun ontwikkeling bedreigd zijn'. Daar heb ik de indruk, mijnheer de minister, dat u van twee verschillende uitgangspunten vertrekt. Ik steun de minister volkomen in zijn beslissing om kansarmen sowieso te vatten door GOK- en zorgmiddelen, vanwege de hoge graad aan preventie die hierdoor wordt gegenereerd. Anderzijds begrijp ik de minister niet goed, wanneer hij voor wat de hoogbegaafden betreft wil wachten tot wanneer de problemen zich effectief voordoen.

Met andere woorden, in het ene geval wordt heel terecht zwaar op preventie ingezet, terwijl de andere groep, met name die van de hoogbegaafden, het moet stellen met wat we gemeenzaam 'kurieren am Symptom' zouden kunnen noemen.

Heel wat onderzoek wijst echter uit dat hoogbegaafden in het huidige onderwijssysteem in hun ontwikkeling bedreigd zijn, omdat het onderwijs - en dat is heel evident - zich richt tot de middenmoot. Met 23 jaar onderwijservaring weet ik dat differentiatie een eindig verhaal is. Hoogbegaafde kinderen stranden, ondanks hun intelligentie, dikwijls op het einde van het schooljaar op hetzelfde niveau als in het begin van dat schooljaar.

En hoewel de onderliggende oorzaak geen gebrek aan inzicht is, komt het er toch op neer dat het kind in zijn of haar ontwikkeling niet is vooruitgegaan. Ik wil maar zeggen: heel erg begaafd zijn is in de huidige schoolse context niet altijd een voordeel. Dikwijls worden dergelijke kinderen door de leerkracht of door het korps ervaren als tegendraads, koppig, weerspannig, vervelend of asociaal.

Ook het voorbeeld dat de minister aanhaalde om dergelijke leerlingen in te zetten om de wat tragere leerlingen in de klas een beetje te helpen, lijkt me binnen de heersende jeugdcultuur niet echt aangewezen.

Het zou wel eens kunnen zijn dat de gebruikte benamingen zoals professor of uitslover daardoor worden versterkt binnen de klasgroep. Dat is niet de bedoeling.

In Nederland worden heel wat initiatieven inzake hoogbegaafdheid genomen. In Duitsland zijn negen expertisecentra opgericht om de problematiek van hoogbegaafdheid te begeleiden. Mijnheer de minister, ik ben zeker geen voorstander van een elitaire behandeling. Ik wil vooral de nadruk leggen op het welbevinden van die leerlingen binnen de klasgroep. Ik ben ook niet per definitie een voorstander van het laten overslaan van klassen. In dat geval krijgt een andere problematiek de bovenhand, namelijk die van de emotionele leeftijd die helemaal niet aangepast is aan die van de klasgroep waarin die leerlingen terecht komen.

Mijnheer de minister, welke inzichten liggen ten grondslag aan uw beslissing dat scholen geen GOK- of zorguren meer mogen aanwenden voor de begeleiding van hoogbegaafde kinderen? Betekent dit dat u van oordeel bent dat de meeste hoogbegaafde kinderen geen hinder ondervinden van het feit dat ons onderwijs is gericht op de middenmoot van de leerlingen? Een aantal scholen richt tot op vandaag kangoeroe- of klim-op klassen in met GOK- of zorgmiddelen. Wat is de status van die klassen? Wat doen we dus met scholen die nu al een deel van hun GOK- of zorguren aanwenden voor het inrichten van kangoeroe- of klim-op klassen? Kan de expertise die scholen inzake hoogbegaafdheid hebben opgebouwd, behouden blijven?

De heer Jef Tavernier

Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, collega's, wat de teneur betreft, wil ik me vooral aansluiten bij de heer De Cock.

Mijnheer de minister, in de discussies die we in dit parlement reeds hebben gevoerd, erkent u het probleem van de hoogbegaafdheid. U hebt dat ook gedaan in uw toespraak van vorige zaterdag. U zegt dat er een aantal methodes zijn om die problematiek in de scholen op te vangen. U hebt het dan onder meer over de kangoeroe- en klim-op klassen. U juicht die initiatieven toe. Wat verder in uw toespraak zegt u dat dit allemaal moet worden georganiseerd binnen de normale lestijden en met de reguliere middelen. Dat lijkt me een inherente tegenstelling, tenzij u uw woorden iets te weinig genuanceerd hebt weergegeven.

Enerzijds stelt u vast dat er een probleem is, anderzijds stelt u een aantal specifieke oplossingen voor die verder gaan dan differentiëren. Ik ben het eens met de heer De Cock wanneer hij zegt dat differentiatie een eindig verhaal is. Wanneer een school verder gaat en in overleg toch voorziet in oplossingen binnen zijn structuur, dan moeten daar middelen tegenover staan. Dat is in het belang van de leerlingen en van de leerkracht die bijkomende inspanningen moeten leveren. Ik begrijp dan ook niet dat scholen daarvoor hun GOK- of zorguren niet kunnen aanwenden, terwijl dit nu wel voor een deel het geval is.

Ik denk dat het probleem is dat u dat te absoluut stelt.

U zegt daarenboven dat bij de hoogbegaafdheid de specifieke uren kunnen worden aangewend indien zich andere problemen voordoen. U denkt daarbij aan dyslexie, bepaalde gedragsmoeilijkheden enzovoort. De vraag is of u dan de mogelijkheid om bijkomende uren te besteden niet te veel beperkt op het moment dat het probleem zich voordoet. Gaat u daarbij niet in tegen uw beleid en tegen de benadering dat problemen ook moeten worden voorkomen? In nogal wat gevallen is het duidelijk dat de intellectuele voorsprong van sommige leerlingen, zeker als ze in een klas of een groep terechtkomen die wat ouder is, na verloop van tijd gepaard gaat met emotionele en relationele problemen.

De overheid moet meer middelen vrijmaken voor de preventieve aanpak van problemen en om scholen en leerkrachten, die naast de klasdifferentiatie nog iets extra's doen, te ondersteunen. Ofwel moet ze de mogelijkheid daartoe geven binnen de autonomie van de school. Uiteraard moet erover worden gewaakt dat alle probleemleerlingen aan bod komen en dat er voor gelijke onderwijskansen voor iedereen wordt gezorgd.

De heer Kris Van Dijck

Mevrouw de voorzitter, heren ministers, geachte collega's, de afgelopen dagen is duidelijk gebleken dat onderwijs een levende materie is. Wat we hierbij willen, is dat er klaarheid wordt geschapen. Mijnheer de minister, ik zag u daarnet ook al met de wenkbrauwen fronsen en denken dat er toch al klaarheid bestaat. Ik denk dat dit niet het geval is. Anders waren er niet zoveel vragen en zou daarover niet zoveel commotie zijn ontstaan.

Het feit dat daarover commotie is ontstaan, is op zich zeer positief. Ik ben daarstraks even teruggegaan in de tijd. Het is zowat zeven jaar geleden dat ik voor het eerst contact heb gehad met professor Kieboom van de Universiteit Antwerpen. Het probleem van de hoogbegaafdheid was toen niet of nauwelijks bekend, laat staan dat er iets werd gedaan. Na verloop van tijd is er heel wat gebeurd, niet alleen dankzij de beleidsverantwoordelijken maar ook dankzij de scholen. Het feit dat er ook vanuit de ouders een dynamiek is ontstaan, kunnen we alleen maar positief beoordelen.

Hoogbegaafdheid kan soms voor problemen zorgen. Zoals anderen al hebben gezegd, heeft een en ander vaak te maken met motivatie, het welbevinden in de school, het ontwikkelen van het niet altijd benutte potentieel bij onze jongeren.

Mijnheer de minister, ik ben daarover erg bevreesd. De teneur van uw stelling, van uw beleid, is dat er niet alleen gelijke kansen, maar ook - zoals ik het vaak noem - optimale kansen voor eenieder moeten worden geboden. Kinderen die nood hebben aan zorg, moeten die ook krijgen. Jongeren die extra mogelijkheden hebben, moeten de kans krijgen die te ontwikkelen, zodat ze die op latere leeftijd ten dienste kunnen stellen van de gemeenschap.

Waar het in deze discussie vooral over gaat, is waar we wat moeten plaatsen binnen het reguliere lestijdenpakket. Daarnaast gaat het ook om de extra zorgtijden die we, terecht, vrijmaken.

Vooral de heer De Cock en de heer Tavernier, als voorlaatste spreker, hebben ernaar verwezen: in hoeverre moeten we hier de autonomie van de scholen laten spelen? Aan de andere kant heb ik er ook wel oor naar dat het beleid een aantal richtlijnen geeft, dat we als het ware een aantal 'gekleurde' uren organiseren, die expliciet daarvoor bestemd zijn.

Ik rond af, mijnheer de minister. Het is echt nodig om precies aan te duiden wat kan en waarmee en hoe u meent verder initiatieven met betrekking tot hoogbegaafdheid te ondersteunen, zodat wat op het terrein al aanwezig is en zijn waarde al heeft bewezen, zeker niet verloren kan gaan. Ik neem aan dat dat ook niet uw bedoeling is.

De heer Ludo Sannen

Mevrouw de voorzitter, mijnheer de minister, hoogbegaafdheid is een groot probleem geworden. Dit blijkt duidelijk uit dit actualiteitsdebat. Het ís ook een probleem voor sommigen, laten wij daar duidelijk over zijn. Ik sluit me aan bij wat hier is gezegd: het is belangrijk om hoogbegaafdheid te erkennen, en ook te erkennen dat het tot problemen kan leiden, zeker wanneer er in het onderwijs op een onvoldoende gedifferentieerde manier mee wordt omgegaan.

Ik wil toch, naar aanleiding van wat hier werd gezegd, twee zaken aankaarten. We moeten er blijven van uitgaan dat een gedifferentieerde aanpak een onderdeel moet zijn van de basisopdracht van het onderwijs. Dat wil zeggen dat het onderwijs voldoende moet worden gefinancierd opdat het op een gedifferentieerde manier de verschillende problemen van de leerlingen kan aanpakken, en hen zo optimale kansen kan geven. In eerste instantie lijkt het mij dat differentiatie, zoals de heer Tavernier zegt, niet op zich extra moet worden gefinancierd. Ik denk dat zij een onderdeel moet zijn van de basisfinanciering. Daarnaast kunnen zich bepaalde problemen voordoen die extra uren vereisen. Daarvoor dienen de GOK- en zorguren. Daarin speelt de autonomie. Er moet voor hoogbegaafdheid ruimte zijn in de extra uren.

In het verleden hebben we heel veel autonomie gegeven aan scholen. Lang geleden hadden de scholen plotseling de autonomie om zelf een taakleraar in te vullen. Ik vind het toch wel ontzettend belangrijk dat we goed definiëren waarvoor de GOK- en zorguren kunnen worden besteed en dat de overheid daarover duidelijke instructies geeft. In die zin volg ik de minister dat de eerste doelstellingen voor deze uren moeten worden gerespecteerd. Ik zal het niet herhalen, het werd hier door een paar mensen duidelijk geformuleerd. Ik huiver ervoor om elke differentiatie, die noodzakelijk is in het onderwijs, te laten opvullen via aparte GOK- en zorguren.

Daarom wil ik hier stellen - en ik sluit me vooral aan bij mevrouw Helsen, ik denk dat zij de juiste toon trof - dat we als gemeenschap die zaak moeten benaderen, de individuele problemen erkennen en vanuit de basisfinanciering de nodige zorg geven. Daar waar zich extra problemen voordoen, zijn er de GOK- en de zorguren. De heer Tavernier stelt dat er voor elke differentiatie extra middelen moeten zijn. Het enige wat u, mijnheer Tavernier, kunt vaststellen is dat er op dit moment onvoldoende middelen zijn om de basisdifferentiatie, die in het onderwijs nodig is, waar te maken. Maar dat is, zo lijkt me, een andere benadering.

Minister Frank Vandenbroucke

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Ik wil de verschillende sprekers danken. Ze geven mij de gelegenheid om nog eens te herhalen wat ik zaterdag heb gezegd op de bijeenkomst in Kortrijk met de mensen van BEKINA, de ouders van hoogbegaafde kinderen.

Laat mij om te beginnen zeer duidelijk stellen dat ik niet naar Kortrijk zou zijn gegaan als ik niet van oordeel zou zijn dat hoogbegaafdheid op de onderwijsagenda moet staan. Ik denk dat daar vandaag geen discussie over is.

Volgens mij bestaat daar geen discussie over. Dat was misschien zeven of acht jaar geleden niet zo vanzelfsprekend. Dit moet op de agenda staan van het beleid, zowel hier als in de scholen. Ik heb in Kortrijk een aantal algemene bedenkingen gemaakt die ik eigenlijk ook had kunnen maken indien ik voor een ander publiek zou hebben gestaan. Ik vond het wel een geschikt moment om die algemene bedenkingen te maken, waarna ik nog een aantal specifieke bedenkingen heb gemaakt.

Ik wil de algemene bedenkingen hier nog eens herhalen omdat ze niet zonder belang zijn. Ze gelden evengoed voor andere bijzondere problemen van kinderen. We moeten er erg voor opletten dat we niet evolueren naar een samenleving waarin ouders naar hun individueel kind kijken en proberen voor dat kind een volstrekt individuele oplossing te krijgen in de school, en er bovendien van uitgaan dat dit een soort recht is dat ze kunnen opeisen. Als dat niet lukt in die school, zullen ze dat recht wel in een andere school gaan opeisen. Dat werkt niet want scholen kunnen dat niet leveren. Sterker nog, een goede school is een samenspel van relaties. In een groep moet steeds vertrokken worden van het uitgangspunt dat wat je doet voor de ene, iets minder wordt gedaan voor de andere en dat er een evenwicht moet gezocht worden. Dat is overigens ook de leerschool van het leven.

Of het nu gaat over hoogbegaafdheid, over andere talenten, leerstoornissen of gedragsmoeilijkheden, ouders kunnen de school niet benaderen louter vanuit individuele rechten op maat van het individuele kind en niets meer dan dat. Dat werkt niet.

Omgekeerd heb ik ook gezegd dat leerkrachten ook niet kunnen kijken naar ouders louter vanuit de rechten van de leerkracht. Ik heb in mijn toespraak gepleit voor een genuanceerd samenspel van rechten en plichten, waarbij er engagement moet zijn van de verschillende kanten. De school moet worden geholpen om oplossingen te vinden en er moet begrip zijn voor de beperkingen van een school en de leerkracht. Leerkrachten mogen omgekeerd niet verwachten dat ouders zich voortdurend aanpassen aan wat de leerkrachten kunnen, maar moeten ook hun eigen manier van werken in vraag durven stellen, ook al is dat moeilijk. Dat was een algemeen pleidooi, maar ik vond het wel belangrijk om het eens te kunnen zeggen. Het gaat zelfs verder dan het onderwijs: het is een visie op de samenleving.

Dan heb ik een tweede algemene boodschap willen meegeven die een beetje samenhangt met de eerste. Nogmaals, dit geldt niet alleen voor hoogbegaafdheid, maar ook voor andere bijzondere problemen in het onderwijs. We moeten attesteren, labelen, maar er zijn grenzen aan de mate waarin groepen en doelgroepen kunnen worden gelabeld. Er zijn grenzen aan de mate waarin mensen in vakjes kunnen worden ondergebracht en waarop een etiket kan worden geplakt. Om te beginnen gaat dat niet, maar daarenboven leidt het ertoe dat elke situatie die een beetje bijzonder is, geproblematiseerd wordt en zelfs gemedicaliseerd. Dat mogen we niet laten gebeuren. We moeten vermijden dat we van de school een verzameling maken van allemaal individueel geattesteerde situaties die dan worden beschouwd als individuele problemen. Dat mogen we niet doen. Tot zover mijn algemene bedenkingen.

Ik kom dan nu tot hoogbegaafdheid. Veel van de reacties hebben te maken met het feit dat ik nogal uitdrukkelijk heb gezegd dat hoogbegaafdheid niet per definitie een probleem is. We moeten ervoor opletten dat we niet zeggen: 'Ocharme, iemand is slachtoffer van zijn of haar hoogbegaafdheid'. Normaal gesproken ben je geen slachtoffer van hoogbegaafdheid. Je kunt het slachtoffer zijn van het feit dat je slecht hoort, of slecht ziet, of dat je dyslexie of dyscalculie hebt. Het is evident dat je daar het slachtoffer van bent. Van hoogbegaafdheid ben je niet noodzakelijkerwijs een slachtoffer. Het kan zijn - het is veel voorgevallen en vandaar de oprichting van de groep - dat scholen de kansen en mogelijkheden niet zien van dergelijke leerlingen. Daardoor ontstaan de problemen en vallen er slachtoffers. We moeten de dingen wel in hun juiste verband stellen. Ik heb dat nogal uitdrukkelijk beklemtoond en sommigen beschouwen dat een beetje als een verwijt. Ze denken dat ik zeg dat er geen problemen zijn, maar dat is niet zo. Er zijn zeker problemen, maar het is niet zo dat hoogbegaafdheid een handicap is waarmee je in de wieg hebt gelegen.

Dat is natuurlijk niet zo.

Welke visie verdedig ik inzake GOK-uren en zorguren? Ik denk niet dat ik daarover onduidelijk was. Vooreerst wil ik herhalen wat mevrouw Kathleen Helsen daarover in herinnering heeft gebracht: we zullen gigantisch veel geld investeren in zorg. Het gaat over een bedrag van 21 miljoen euro, wat bijna neerkomt op een verdubbeling van de inspanningen voor zorg in de basisscholen. Dat is hard nodig, en ik ben erg enthousiast dat we dat kunnen doen. Ik hoop alleszins dat dit de mogelijkheden van scholen om allerlei problemen aan te pakken, zal vergroten.

Over zorg zeg ik hetzelfde als wat de heer Sannen hier al heeft gezegd: eigenlijk zou de basisfinanciering van het onderwijs moeten volstaan om onderwijs op hoog niveau te verstrekken. Ik zeg niet dat dit vandaag zo is. Onderwijs op hoog niveau wil zeggen: onderwijs dat voldoende is gediversifieerd, en ook oog heeft voor toptalenten. Als de basisfinanciering van het onderwijs daarvoor niet volstaat, dan is er een probleem. In elk geval vind ik dat men de hoogbegaafde leerlingen in het normale lestijdenpakket moet kunnen opvangen dankzij de aanwending na een aantal methoden.

Mijnheer De Cock, ik heb de toestand waarin een kind een ander kind onderwijst, niet willen idealiseren. Het was slechts een praktijkvoorbeeldje, dat ik zeker niet wil veralgemenen. Ik denk wel dat kangoeroeklassen een goede formule zijn: dat is al op vele plaatsen bewezen. Die inspanning kan evenwel ook in het normale lestijdenpakket gebeuren. Als de basisfinanciering van het onderwijs en de gewone opleiding van de leerkrachten niet volstaat om de hele waaier van begaafdheden goed op te vangen, dan is er dus een probleem met de basisfinanciering. GOK-uren en zorguren dienen daar niet voor.

Ik herhaal dus wat ik al eerder heb gezegd, maar voeg er iets aan toe. Wij houden onze scholen niet aan het handje vast. Wij willen niet met een vergrootglas in het oog houden wat men met de toegekende uren en minuten allemaal doet. Ik wil niet als een keizer-koster een heksenjacht op scholen organiseren. Zorguren zijn middelen om in de breedte te werken. Ze dienen een waaier van doelstellingen waarvan de hele school profiteert. Toch is het zo dat er een duidelijke rangorde van prioriteiten is. De inspectie bewaakt die vandaag al. Ik bedenk dus niets nieuws. GOK-uren of zorguren dienen voor het GOK- en zorgbeleid. Het zou inderdaad vreemd zijn als een school GOK-uren krijgt omdat indicatoren aantonen dat er kansarme leerlingen schoollopen, maar vervolgens die GOK-uren gebruikt om een klasje voor hoogbegaafde leerlingen in te richten... terwijl er eigenlijk geen enkele probleem is met die leerlingen. Dat zou toch erg eigenaardig zijn. Dat zou het doel van de GOK-uren toch voorbijschieten? Die vaststelling heeft dus niets te maken met een keizer-kosterbenadering. Dat mag worden gezegd.

Hetzelfde geldt voor zorg, met alle nodige nuances natuurlijk. Er is geciteerd uit een oude uiteenzetting waarin ik de klemtoon heb gelegd op de breedte van de zorg. Ik neem daar niets van terug. Zorg dient evenwel om echt vastgestelde of nakende problemen aan te pakken. In dat geval is het natuurlijk moeilijk om het onderscheid tussen preventief en curatief werken te maken. Laat me het extreem formuleren. Stel dat een inspectie in een school vaststelt dat het leerproces van een aantal leerlingen bedreigd is. Ze vertonen gedrags- en leerstoornissen die normalerwijze met zorguren worden bestreden. Als men dan die uren gebruikt om een klasje met hoogbegaafde leerlingen - die verder geen problemen hebben - op te richten, dan is men verkeerd bezig. Dat is niet het doel van zorguren.

Ik heb eraan toegevoegd: 'Hoe komt een hoogbegaafde leerling in die brede matrix die we uitgedacht hebben over leerzorg'? Hij komt niet per definitie in de leerzorgmatrix omdat hij hoogbegaafd is. Hij komt er wel in als hoogbegaafdheid in samenhang met andere eigenschappen, een bijzondere aanpak vraagt of als hoogbegaafdheid in het gewone schoolbeleid fout is aangepakt en geleid heeft tot gedragsproblemen, mistroostigheid en depressie. Dit heb ik willen beklemtonen. Ik heb ook niet het gevoel dat ik van standpunt ben veranderd.

Ik wil ook nog eens benadrukken waarom we die orde van prioriteiten aanhouden en waarom we voorzichtig zijn met het catalogiseren van kinderen in vakjes. Stel dat we het geen probleem zouden vinden om zorguren te besteden aan hoogbegaafde kinderen, ook als die geen enkele moeilijkheid ervaren. Dan geven we het signaal aan leerkrachten dat ze geen speciale aandacht moeten schenken aan hoogbegaafdheid want dat doet de zorgleerkracht. Dat is fout en geldt ook voor andere leerproblemen. De leerkracht die dagdagelijks bezig is met de leerlingen, moet ook een antwoord hebben op de hoogbegaafdheid en het niet alleen overlaten aan de zorgleerkracht. Wat misschien goedbedoeld is, kan leiden tot een compleet pervers signaal.

We zeggen ook niet dat we nooit middelen zullen ter beschikking stellen voor hoogbegaafde kinderen. Ik verwijs naar de map Leerzorg waarin we speciale aandacht hebben voor hoogbegaafdheid, in samenhang met bijvoorbeeld dyslexie. In die zin maken we er dus wel middelen voor vrij. Maar in de klassen moet men het met de bestaande middelen kunnen doen.

Ik ben het eens met mevrouw Helsen dat leerlingenbegeleiding nog een uitdaging is in het secundair onderwijs. Leerlingenbegeleiding moet, volgens mij, inderdaad alles vatten. Ik hoop dat de extra middelen die wij de komende jaren ter beschikking stellen dankzij CAO VIII, de begeleiding, waar nodig, helpt versterken. De scholengemeenschappen zullen zelf moeten nadenken hoe ze die inzetten, maar ik denk dat leerlingenbegeleiding nog altijd een van de grote uitdagingen is in het secundair onderwijs, misschien wel de uitdaging van de toekomst.

Ik denk dat mevrouw Michiels iets verkeerds gelezen heeft. Ik heb niet gezegd dat scholengemeenschappen allerlei expertise kunnen samenvoegen, behalve bij hoogbegaafdheid. Als u mijn tekst naleest - die is ook te vinden op de website - zult u zien dat ik het net stimuleer om samen te werken over hoogbegaafdheid en bij elkaar te rade te gaan.

Mevrouw de voorzitter, het is echt een samenlevingsdebat, over hoe we omgaan met verschillen in de samenleving en met talent. Ik ga ervan uit dat de manier waarop we hiermee omgaan een verhaal is van rechten en plichten.

Ik heb niet voor niets de fameuze uitspraak van Kennedy geciteerd, dat mensen zich op de eerste plaats moeten afvragen wat ze kunnen doen voor de samenleving, in plaats van zich alleen maar af te vragen wat de samenleving voor hen kan doen. Die algemene opmerking geldt voor veel meer zaken dan hoogbegaafdheid, maar ik heb ze in mijn toespraak in Kortrijk wel aan de orde gesteld.

Ik vind dat we niet kunnen zeggen dat hoogbegaafdheid as such een probleem is. Hoogbegaafdheid wordt een probleem als het slecht wordt aangepakt of samenhangt met andere problemen, maar het vraagt wel herkenning, erkenning en een aanpak in het onderwijs. Dat behoort tot de basisopdracht van elk schoolteam en ouders van hoogbegaafde kinderen mogen dat ook verwachten. (Applaus bij de meerderheid)

Mevrouw An Michiels

Mijnheer de minister, ik denk niet dat er een probleem is inzake rechten en plichten, maar misschien met het labelen van die leerlingen. Vooraleer de leerlingen in de klas geholpen kunnen worden, moeten we weten over welke leerlingen het gaat. Daar kan de zorgcoördinator wel een rol blijven spelen.

U zegt ook dat, in tegenstelling met vroeger, het probleem van hoogbegaafdheid wel wordt erkend. Ik denk dat ook de heer De Cock heeft gevraagd of het niet nuttig zou zijn om, naast de initiatieven uit de map over leerzorg, meerdere initiatieven te nemen om de expertise te bundelen. Dat moet gebeuren vanuit het beleid, zonder het aan een scholengemeenschap over te laten, want die zal misschien wel een pakket extra uren krijgen, maar heeft ook nog andere prioriteiten om de uren te besteden.

Mijnheer de minister, u stelt ook dat de basisfinanciering voldoende zou moeten zijn om onderwijs op hoog niveau te verstrekken. Maar als ik merk dat zeer veel scholen vragen naar meer zorg, waaronder een aantal scholen die specifiek zaken ondernemen voor hoogbegaafdheid, moeten we nagaan of de basisfinanciering wel voldoende is en de leerkrachten in de opleiding wel de nodige vaardigheden verwerven om met hoogbegaafde leerlingen om te gaan. Elke leerkracht kan wel differentiëren, maar differentiatie is niet tot in het oneindige mogelijk. De eerste grens waarop men stuit bij differentiatie is net de groep hoogbegaafde leerlingen, die meer vragen dan waar een leerkracht voor is opgeleid.

Mijnheer de minister, uit uw uitleg nu en uit uw toespraak heb ik vooral onthouden dat zorg er voor u voornamelijk moet zijn op de momenten dat er problemen opduiken. Ik denk dat het bij hoogbegaafdheid heel belangrijk is om eerst na te gaan wat kan worden gedaan, vooraleer er problemen zijn. Er zijn veel kinderen die er zonder problemen doorkomen, maar voor veel kinderen kunnen we, door preventief te werken, problemen vermijden. Dat mogen we hier niet uit het oog verliezen. (Applaus bij het Vlaams Belang)

De heer Gilbert Van Baelen

Mevrouw de voorzitter, we voeren hier in feite een minidebat, dus het behoort tot de mogelijkheden om in te gaan op de visie van de minister over de manier waarop we omgaan met hoogbegaafdheid.

Mijnheer de minister, ik denk dat het heel belangrijk is dat u dit inpast in een globale maatschappelijke discussie over de plaats en de rol van het onderwijs en de wijze waarop we daarmee omgaan. Ik heb het gevoel dat u zwemt, maar de vraag rijst of het stroomafwaarts of stroomopwaarts is en waarom.

In het nieuwe financieringssysteem in het leerplichtonderwijs dat u aankondigt, integreert u alle middelen waarin we vandaag voorzien voor gelijke kansen. Bovendien gaat u kijken op welke wijze de onderwijskansen van kinderen met noden kunnen worden geoptimaliseerd.

Mijnheer de minister, we kunnen er niet omheen dat de detectie van welke leerstoornis of welk leerprobleem dan ook, toeneemt. Denk maar aan ADHD en dyslexie. Er wordt veel sneller tegemoet gekomen aan een leerstoornis of -probleem, gelukkig maar. Ik ben het met u eens dat hoogbegaafdheid op zich geen leerprobleem is, net zo min als dyslexie altijd een leerprobleem hoeft te zijn. In sommige scholen kan men daar perfect mee omgaan. U zegt dat als hoogbegaafdheid een leerprobleem wordt - ik vraag me af hoe u dat gaat definiëren in een school - een school of scholengemeenschap daarvoor bijzondere middelen en mensen kan vrijmaken. U zegt dat men niet te snel naar de zorgleerkracht moet lopen. In vele scholen is de zorgleerkracht daar niet mee bezig maar wel met het begeleiden van de leerkrachten en de specifieke problematiek die zich voordoet in hun klas. Dat kan een zeer verscheiden problematiek zijn. Het is van belang dat elk kind maximaal kansen krijgt en de nodige leerzorg kan krijgen in de school in zijn directe omgeving.

Wat is het alternatief? U nuanceert de uitspraken zoals die in de media zijn weergegeven. Natuurlijk zullen scholen, als er een aantal hoogbegaafde kinderen zijn, zeggen dat ze niet in extra leerkrachten kunnen voorzien. De ouders worden dan gedwongen een alternatief te zoeken voor hun kind. We hebben met een aantal collega's een dergelijke school bezocht, die wegens de expertise net dergelijke kinderen aantrekt. Een van de uitgangspunten was om de expertise die wordt opgebouwd, maximaal over het onderwijsveld te spreiden. Dan kom je misschien bij zorguren terecht.

Mijnheer de minister, u zegt dat het normale financieringsmechanisme zou moeten toelaten dit soort problemen intern op te vangen. Dat is juist. Maar heb maar eens een leerling in je klas met een dergelijk probleem. Hier gaat het over de fundamentele discussie over de autonomie van de school: op welke wijze wenden ze al dan niet middelen aan, met al dan niet het kleuren van middelen? Daar hebben we al meermaals over gedebatteerd. U vermeldt wel de plaats en de rol van de scholengemeenschappen, maar de CLB's hebben daar ook een niet onbelangrijke rol, zeker nadat ze hervormd zijn en zichzelf intern specialiseren in specifieke leerproblemen om in tweede orde scholen en leerkrachten te kunnen ondersteunen.

Mevrouw Cathy Berx

Mijnheer de minister, ik ben het in grote lijnen eens met uw redenering. GOK-uren worden toegekend op basis van de criteria die in het GOK-decreet staan en die in hoofdzaak te maken hebben met kansarmoede en in het secundair onderwijs ook met leerachterstand. Op zich is er geen causaal verband tussen kansarmoede of geen kansarmoede en hoogbegaafdheid. Je kan niets zeggen over wat de consequenties zijn op het vlak hoogbegaafdheid. Op zich hoeft er geen rechtstreekse link te zijn tussen enerzijds het hebben van kansarmoede-indicatoren en een aantal andere indicatoren die gelden voor het secundair onderwijs, en anderzijds de consequentie op het vlak van al dan niet hoogbegaafd zijn, tenzij u redeneert dat hoogbegaafdheid volstrekt onmogelijk is in een gezin dat leeft van een vervangingsinkomen.

Op zich zal de oplossing dan grotendeels liggen bij wat er zal gebeuren met betrekking tot de nieuwe financiering van het leerplichtonderwijs. Daarbij wordt rekening gehouden met leerling- en schoolgebonden kenmerken. Daarbij moet worden gezocht naar de juiste parameters om te bekijken hoe scholen daadwerkelijk moeten worden gefinancierd. Daarmee wil ik niet zeggen dat hoogbegaafdheid een criterium moet zijn om rekening mee te houden bij de financiering. Nogmaals, de criteria zijn één zaak en houden op zich geen enkel verband met het al dan niet hoogbegaafd zijn.

Mevrouw Kathleen Helsen

Mijnheer de voorzitter, ik volg uw redenering volledig. Toch heb ik nog één probleem wat de benadering van de hele problematiek van de hoogbegaafdheid betreft. U stelt dat hoogbegaafdheid eigenlijk moet worden aangepakt binnen de school via de basisfinanciering. Elke leerkracht moet eigenlijk weten hoe hij met die problematiek moet omgaan. In bepaalde situaties kan hoogbegaafdheid voor een probleem zorgen. Indien meer problemen verbonden zijn met die hoogbegaafdheid, dan kan de zaak op een andere wijze worden bekeken.

In het GOK-decreet staat heel duidelijk dat de uren in het kader van het zorgbeleid wel kunnen worden aangewend voor ontwikkelingsachterstand en gericht differentiëren. Bekijken we dat op die wijze, dan hangt het ervan af op welke wijze op een bepaald ogenblik naar de situatie van een leerling wordt gekeken. Dan hoeft het nog niet te gaan over een probleemsituatie. De wijze waarop de situatie op dat ogenblik wordt ingeschat en gedefinieerd, zal bepalend zijn voor het al dan niet aanwenden van de zorguren. Afhankelijk van de school en de mensen die het kind bekijken, zal hoogbegaafdheid in het ene geval wel kunnen worden aangepakt via zorguren, en in het andere geval niet. Het lijkt me heel onduidelijk voor de mensen in de sector hoe dat in de praktijk zal worden toegepast. Het risico bestaat dat de situatie leidt tot een verschil in kansen.

De heer Dirk De Cock

Mijnheer de voorzitter, ik dank u voor uw in hoge mate verhelderende antwoord. Indien we uw denkspoor volgen, zullen we echter alert moeten zijn wat de lerarenopleiding betreft. Dat zal de eerstkomende weken moeten blijken. De aandacht zal moeten worden gericht op de detectiefunctie en de begeleidende functie van aankomende leerkrachten. Laten we ook maar eens gaan kijken hoe de buren het doen. We kunnen daar wellicht iets van leren. Misschien hoeven we hun methodes niet over te nemen, maar misschien komen we tot inzichten. Het is ook belangrijk dat de specialistische kennis die tot nu toe werd opgebouwd op de ene of andere wijze wordt geconsolideerd.

Minister Frank Vandenbroucke

Ik wil eerst reageren op de opmerking van mevrouw Michiels over het labelen. Mijn antwoord is echter ook belangrijk voor de vraag van mevrouw Helsen.

Ik ben in mijn mondelinge uiteenzetting in Kortrijk duidelijker geweest dan in mijn geschreven tekst. Ik heb gezegd dat, indien we het hebben over labelen, we het hebben over iets dat we doen op landelijk niveau. Daarbij attesteren we. Dat attesteren is landelijk omschreven qua procedures, voorwaarden en inhoud, zoals we dat willen doen met onze leerzorgmatrix. Daarbij onderscheiden we zorgniveaus en leerstoornissen. We leggen dat vast en de CLB's zullen attesteren. Ik ga ervan uit dat, zowel om praktische en pragmatische redenen als om vrij fundamentele redenen, vanuit Brussel definiëren wanneer het label 'hoogbegaafdheid' al dan niet moet worden gegeven, onmogelijk en onwenselijk is.

Vergeet dus het labelen van hoogbegaafdheid op basis van een door ons gevalideerd soort van attest. Dat wil echter niet zeggen dat een school er geen belang aan moet hechten om goed te kijken naar de kinderen, om zaken als hoogbegaafdheid te herkennen en om die ook te registreren.

Mevrouw Helsen, u vraagt of het dan niet belangrijk is dat in het zorgbeleid wordt genoteerd welke kinderen hoogbegaafd zijn. Natuurlijk is dat zo. Het is belangrijk dat er geregistreerd wordt. Als ik het heb over labelen, dan bedoel ik een activiteit die vanuit het Conscience-gebouw in Brussel wordt gemonitord, maar heb ik het niet over wat vanuit de scholen moet gebeuren. Natuurlijk moeten zaken worden opgeschreven en geregistreerd. Dat is essentieel.

U herhaalt dat de zaak niet helemaal duidelijk is, maar wij maken het beleid in de scholen niet. Wij houden de school niet bij het handje. De school is verantwoordelijk om de bestaande middelen zo goed mogelijk te gebruiken. Als de inspectie langskomt, moet de school kunnen uitleggen dat de GOK-uren worden gebruikt in het kader van een weloverwogen GOK-beleid. Als de inspectie vraagt wat de school doet met de zorguren, dan moet de school kunnen uitleggen dat de zorguren worden gebruikt in het kader van een weloverwogen zorgbeleid.

In het theoretische geval dat een school vindt dat de belangrijkste leerbedreiging waaraan de school het meeste aandacht wil besteden via de zorguren, een groepje hoogbegaafde kinderen is dat zorgproblemen zal hebben als er niet wordt opgetreden, dan kan dat zeker worden beargumenteerd. Ik ben niet van plan om een soort ministerieel besluit te schrijven waarin op tien bladzijden tekst een precieze uitleg wordt gegeven. Dat is de verantwoordelijkheid van de school en van de inspectie die alles op het terrein bekijkt.

Het is echter ook evident dat een school die een kangoeroeklasje heeft opgericht via de zorguren en waaraan de inspectie vraagt of er voor de rest geen leerlingen met welbepaalde leerproblemen zijn, de school niet kan antwoorden met: 'Ja, ja, die hebben we, maar we hebben nu geen uren om er aandacht aan te besteden.' In een dergelijk geval is er een probleem, want dan is de school totaal verkeerd bezig. Dat geldt a fortiori voor het GOK-beleid.

Ik kom even terug op de opmerking van mevrouw Berx, want natuurlijk is het mogelijk dat de hoogbegaafde leerlingen de GOK-leerlingen zijn, maar op het spreekgestoelte ging ik uit van een beeld van een aantal leerlingen die de GOK-indicatoren opleveren en van andere leerlingen die hoogbegaafd zijn. In dat geval is het een beetje wraakroepend om de GOK-uren te gebruiken voor de andere leerlingen. Dat punt wou ik maken.

Mevrouw Helsen, natuurlijk zegt het decreet dat de uren kunnen worden gebruikt om gericht te differentiëren, maar met als doelstelling GOK en zorg. Als wordt gezegd dat er gericht wordt gedifferentieerd om iets extra en nuttig te doen voor de hoogbegaafden, maar dat kan niet worden verantwoord vanuit GOK en zorg, en er blijven een aantal zorgproblemen liggen, dan is een school verkeerd bezig. Dat wou ik zeggen. Ik ben echter niet van plan om als een soort keizer-koster een heel lang besluit te maken waarin alles minutieus wordt omschreven, want er ligt verantwoordelijkheid bij de scholen, bij de begeleidingsdiensten en bij de inspectie. Laten we al die mensen hun verantwoordelijkheid laten opnemen.

Mijnheer Van Baelen, ik moet eerlijk zeggen dat ik moeite heb om precies te vatten wat u bedoelt. U zegt me dat ik zwem.

De heer Gilbert Van Baelen

Mijnheer de minister, u geeft nu de oplossing voor het probleem dat ik aanhaalde. U zegt immers zelf dat als hoogbegaafdheid een knelpunt is, er met zorguren kan worden gewerkt.

Minister Frank Vandenbroucke

Mijnheer Van Baelen, dat staat letterlijk in mijn tekst die sinds zaterdagochtend op de website staat.

De heer Gilbert Van Baelen

Mijnheer de minister, u gaat ervan uit dat we de teksten van uw toespraken lezen op het moment dat u ze op de website plaatst, maar de nuance die u nu maakt, kwam op geen enkel ogenblik aan bod in de media. Wij zijn afgegaan op dat gebrek aan nuance. Ook mevrouw Helsen vroeg u omwille van de duidelijkheid of de mogelijkheid bestaat en u antwoordt affirmatief.

Minister Frank Vandenbroucke

Dat staat letterlijk in de tekst, dus maakt u zich geen zorgen. Ik ben nog niet aan het zwemmen in deze betekenis van het woord.


Gebruikt jouw school al het stappenplan voor leerlingen met een leervoorsprong?

  ©eduratio.be - Opmerkingen en vragen zijn welkom op info@eduratio.be (of schrijf daar in op onze nieuwsbrief)
Overzicht van de volledige website