|
|
Op 1 maart 2006 namen Leen Van Heurck en Linda Graindourze een interview af van het voltallige EduRatio-team: Magda Vandoninck, Elke Van den Broeck en Luc Kumps.
Het verslag van dat interview verscheen in het oktobernummer van Caleidoscoop, het tijdschrift van de
vrije Centra voor leerlingenbegeleiding (CLB's).
Hieronder de kern van het artikel, de volledige tekst (PDF, 140Kb) is ook beschikbaar.
|
|
Juf, wat was er vóór de oerknal?
Hoogbegaafde kinderen aan het werk
We zijn op bezoek in de klas van
Magda Vandoninck, zorgleerkracht
in de Gemeentelijke basisschool in
Eindhout-Laakdal. Rond de tafel
zitten ook Luc Kumps en
Elke Van den Broeck, allebei ouders
van een hoogbegaafde zoon,
en erg geïnteresseerd in de opvang
van snel lerende kinderen.
Ze pleiten voor een pragmatische
aanpak, die elk kind -
hoogbegaafd, met leerstoornissen,
of 'gewoon' - op school de kans
geeft om bij te leren.
Cal.: Even de school voorstellen?
Magda: Dit is een gewone dorpsschool,
met zo'n 330 leerlingen. Ze is
vijf jaar geleden ontstaan uit de fusie
van de gemeentelijke basisschool en de
vrije basisschool. De kinderen komen
niet uit de 'hogere' sociale klasse; wel
zijn op de hele schoolbevolking slechts
een achttal leerlingen met een andere
thuistaal dan Nederlands.
Hier werken twee fulltime-zorgleerkrachten.
Mijn collega was tien jaar
klassenleraar van een eerste leerjaar,
vóór hij zorgleerkracht werd; hij doet
vooral de zorg in het eerste en tweede
leerjaar. Veel daarvan gebeurt in de
taakklas. Hij organiseert ook de
MDO's.
De werking met hoogbegaafde kinderen
is van de eerste kleuterklas tot het
zesde leerjaar voor mij, en ook de zorg
voor kinderen met een leerachterstand
van het derde tot het zesde leerjaar. Ik
doe ook teamteaching in het vijfde
leerjaar; mijn collega doet dat in de
eerste graad. We nemen ook taken
van elkaar over als de ander het te
druk heeft.
| |
Ik was 20 jaar klassenleerkracht in een
vierde leerjaar. Na de fusie heb ik bij
Eleonoor van Gerven in het CBO in
Antwerpen een cursus gevolgd over
omgaan met hoogbegaafde kinderen,
en die ideeën mocht ik hier in de praktijk
brengen. Dan ben ik met de kangoeroewerking
gestart, met de steun
van de ouders. Ze weten dat ik zowel
zorg voor een zwakbegaafd als voor
een hoogbegaafd kind.
Door de fusie hadden we lestijden 'op
overschot', maar die werden geleidelijk
afgebouwd. De nodige uren worden
dus geput uit het lestijdenpakket.
Dat betekent dat we grote klassen niet
kunnen splitsen. Dat is niet altijd comfortabel
voor de leerkrachten, maar de
school kiest daarvoor.
Wanneer een klas meer dan 30 leerlingen
zou tellen, moeten we een andere
oplossing zoeken, al is het maar
deeltijds. Zo heeft de andere zorgleerkracht
vorig jaar zes uur in het eerste
leerjaar gestaan om in de namiddag
atelierwerk te doen. Een juf van het
eerste leerjaar gaf zes uur WO in het
derde leerjaar. Ik heb dan twee uur
spelling gegeven in het derde leerjaar.
Met wat puzzelwerk lukt dat wel.
Cal.: Jullie gaan actief op zoek naar hoogbegaafde kinderen.
Magda: We hebben daarvoor een plan in 3 stappen. (zie kader)
Aanmelding
Luc: In stap 1 selecteren we dus kinderen
die in aanmerking komen voor
doortoetsen. Daarvoor gebruikt Magda
de SiDi-vragenlijst1. Daarmee kun je kinderen
selecteren, los van hun huidig
prestatieniveau. Er worden dus ook kinderen
doorgetoetst die in het LVS op
niveau B of C scoren.
Maar dat is niet de enige manier waarop
kinderen geselecteerd worden; een
leerkracht mag ook gewoon los van
die vragenlijst voorstellen om een kind
door te toetsen.
En er is nog een derde mogelijkheid,
namelijk dat ouders menen dat hun
kind in aanmerking komt voor kangoeroeklas
of vervangende leerstof.
Ook dan wordt het kind doorgetoetst.
Magda: We hebben ook kinderen
met een attest dat bevestigt dat ze
een IQ van 130 of meer hebben. Bij
hun ga ik niet toetsen of ze een voorsprong
van meer dan een jaar hebben;
ze gaan hoe dan ook naar de kangoeroeklas.
Voor de kinderen van het eerste leerjaar
neem ik er de resultaten van de
derde kleuterklas nog eens bij, en dan
bespreek ik met de juf wie ik zou
doortoetsen. In oktober 2005 hadden
we al een paar kinderen waarvan de
juf niet meer wist wat ze hen nog
moest geven, want die kenden alles al.
Na het doortoetsen kwamen er drie in
de kangoeroeklas, want ze hadden
ruim een jaar voorsprong.
Luc: Stap 2 is dus doortoetsen op LVS
rekenen en op de 'Begrijpend Leestest'
van Cor Aarnoutse. Het LVS-materiaal
voor taal is meer op spelling gericht.
Daaruit kun je niet zo veel afleiden.
Elke: En daarmee zet je dyslectische
kinderen buiten spel.
Magda: Als ouders mij zeggen: "Mijn
kind kan méér", dan geef ik hun een
oudervragenlijst en de leerkracht krijgt
een observatievragenlijst. De ouders
mogen bij mij de resultaten komen
inkijken.
Elke: Wanneer
die niet opvallend
goed
zijn, en de
ouders zijn
er toch van overtuigd dat hun kind
hoogbegaafd is, dan kunnen ze een
IQ-test laten afnemen. Als die test ook
geen aanwijzingen voor hoogbegaafdheid
geeft, dan heeft de school
ook een duidelijke reden om te zeggen:
neen, uw kind krijgt geen vervangende
taken en wordt niet opgenomen
in de kangoeroeklas.
Cal.: Wat doe je met ouders die zeggen:
Mijn kind is zo sterk gaan onderpresteren,
door gebrek aan motivatie
of door faalangst of beide, dat het
nergens nog goed scoort, ook niet op
de intelligentietest?
Magda: Dan laten we dat kind eerst
opnieuw tot rust komen en zijn voorsprong
aantonen, voor wij iets doen.
Elke: Maar de kans dat zoiets hier op
school gebeurt is vrij klein, omdat men
al van in de kleuterklas de kinderen
nauwgezet volgt. Het wordt wel moeilijker
wanneer een kind hier uit een
andere school toekomt, in het vierde
of vijfde leerjaar, en je zijn voorgeschiedenis
niet kent.
Doortoetsen
Luc: Er zijn ook scholen die denken:
we gaan iets doen voor onze sterkste
leerlingen, en dan gaan ze kijken wie
9 op 10 haalt op alle onderdelen van
het rapport. Dan veronderstel je dat
een kind op alle werkdomeinen
even 'sterk' moet zijn.
Wij pleiten voor toetsen
boven niveau, dus met
leerstof die in de klas nog
niet behandeld werd.
Dan zie je kinderen die
bijv. in het LVS op niveau
C zitten, of op B, of op A,
en die op de toets van een
jaar verder ook op resp. C, op
B of op A zitten. Sommige kinderen
zijn al gedemotiveerd en presteren
op de leerstof uit hun klas op niveau
C, en ze halen op de leerstof van het
volgende jaar zelfs een B. Op deze
manier kun je de verschillen tussen die
leerlingen ontdekken. Als je al die kinderen
samen in een extra zwaar programma
zou zetten, zonder met die
onderlinge verschillen rekening te
houden, dan is de kans groot dat
je problemen krijgt.
Elke: Over dat 'boven niveau afnemen'
van toetsen bestaan veel misverstanden.
Onlangs antwoordde een
zorgcoördinator dat ze op school niet
beschikten over toetsen om boven
niveau af te nemen. Daaraan zie je dat
dit idee voor veel mensen nieuw is:
LVS-toetsen dienen om 'op leeftijd' af
te nemen, én om te zien wie uitvalt.
Dus als je praat over toetsen afnemen
die voor een hogere klas gemaakt
zijn, dan zegt men: maar wat doe je
dan met de normen? Is dat niet
gevaarlijk?
Luc: Leerkrachten hebben het vaak
ook moeilijk met de manier van toetsen:
eerst krijgen de leerlingen een
woordje uitleg. Dat kan niet, zegt
men. Dat is niet eerlijk tegenover de
andere kinderen, die geven we ook
geen uitleg. Men vergeet dan, dat die
kinderen een jaar lang uitleg kregen.
Aan kinderen die bijv. nog nooit met
decimalen gewerkt hebben, leg je kort
uit wat dat is, met wat euro's en eurocenten.
Elke: Je legt natuurlijk ook geen maximum
tijd op. Het gaat tenslotte over
leerstof die voor dit kind nieuw is!
Magda: Dat tempo komt later wel; nu
is het in orde wanneer ze de opgaven
kunnen oplossen.
Op het eerste gezicht kan het raar lijken,
maar bij 'begrijpend lezen' lees ik
bij de toetsen van het eerste leerjaar
de vragen voor, en ik zeg ook wat in
de meerkeuzeantwoorden staat.
Vergeet niet dat we hier werken met
kinderen die nog niet leerden lezen!
Cal.: Je probeert begrijpend lezen los
te koppelen van technisch lezen?
Magda: We zijn dan pas oktober in
het eerste leerjaar; eigenlijk is het
'begrijpend luisteren'. De klasgenootjes
doen dezelfde toets in april of juni.
Luc: Voor sommige mensen is die
manier van werken met de Begrijpend
Lezen toets van Aarnoutse2 een brug
te ver, omdat ze heel veel belang
hechten aan de gestandaardiseerde
toetsafname, waarin technisch lezen
en spelling wel aan bod komen maar
begrijpend lezen niet.
Maar zelfs dan kan men de LVS
Rekenen op een andere manier (nl.
boven niveau) gaan hanteren.
Vervangtaken
Cal.: Wat gebeurt er met de kinderen
die bij het doortoetsen een grote voorsprong
tonen?
Magda: Zij krijgen voor wiskunde
en/of voor taal extra taken in de klas.
Wie zowel voor taal als voor rekenen
gemiddeld een jaar voorsprong had,
gaat ook naar de kangoeroeklas.
Voor elk kind stellen we een bundel
samen met Somplexopgaven3 (voor
rekenen) en/of Plustaken4 (voor taal),
met daarin overzichtsbladen, zodat
het kind zelf, de leerkracht en ook de
ouders kunnen volgen welke taken
het kind al gemaakt heeft. De kinderen
verbeteren die taken zelf; daarna
kijken de leerkrachten ze na, steekproefsgewijze.
Het rapport vermeldt in welke mate en
hoe er gewerkt werd aan Somplex en
Plustaken, zodat de ouders daar een
goed zicht op hebben. Af en toe
wordt zo een bundeltje door de
ouders doorgenomen, zodat ze zien
wat hun kinderen doen.
Werken met pre-toetsen
Magda: Voor wiskunde neem ik een
of meerdere pre-toetsen af over de
leerstof die nog gaat komen.
Zo hebben we bijv. in september ontdekt
dat er in het vijfde leerjaar zeven
kinderen waren die tot november niets
zouden bijleren uit het aanbod in de
klas. Ze zijn dadelijk met Somplexoefeningen
begonnen, in plaats van in
het rekenboek te werken.
Die pre-toetsen verbeter ik en ik geef
ze aan de leerkracht. De kinderen krijgen
ze zelf niet in handen, en ze
weten dus niet wat ze fout of goed
hebben gedaan.
Bij die toetsen over leerstof die ze
nooit gezien hebben, geef ik wel een
minimum aan informatie.
Bijv. als het over procenten gaat:
"15 %, dat is 15/100 (als breuk). Dan
weet je ook hoeveel 15 % van 50 is".
Dan zijn die gasten vertrokken, en dan
kunnen ze met alle procenten rekenen.
Het is zinloos om hen dan nog
eens alle lessen over die leerstof te
laten volgen. De leerkracht bepaalt
welke lessen voor die kinderen kunnen
wegvallen, en dan krijgen ze vervangtaken
in de plaats.
Bij de kinderen uit de kangoeroeklas
worden (als ze voldoende scoren op
de pre-toetsen) niet alleen herhalingsoefeningen
weggelaten, maar ook lessen
met uitleg over de leerstof. Op die
manier weet de klassenleraar dat de
leerling niets 'mist'. Wanneer een blok
volledig behandeld werd in de klas,
doet de kangoeroeklasser mee aan de
eindtoets over dat blok.
Elke: Soms zijn leerkrachten bang
voor die pre-toetsen. Gaan die leerlingen die eindtoets in de klas niet
abnormaal goed maken, want ze hebben
die al eens gemaakt?
Maar ze krijgen bij de pre-toets geen
feedback, dus leren ze er ook niet in
die mate uit, dat ze nu plots een
goede toets maken als ze de inhoud
niet zouden beheersen. Komt daarbij,
dat Magda de volgende twee of zelfs
drie blokken tegelijk toetst.
Om met pre-toetsen te werken heb je
dus geen extra materiaal nodig; de
toetsen staan gewoon in het rekenboek
op het einde van het leerblok.
Magda: De kinderen weten ook dat
het niet de bedoeling is dat ze alles
kunnen invullen. Voor de vragen die
ze opengelaten hebben, zullen ze in
de les een inspanning moeten doen.
De kangoeroeklas
Cal.: Komt het ook voor dat ouders
opname in de kangoeroeklas steunen,
maar dat hun kind geen zin heeft om
die extra inspanning te leveren?
Magda: Het gebeurt wel eens dat kinderen
proberen onder een taak uit te
geraken. Ze moeten in de kangoeroeklas
bijv. een werkstuk maken: dat
vraagt echt wel een inspanning. Want
een criterium bij de keuze van het
onderwerp van zo'n taak is: kun je er
zelf nog iets van leren? Wie het dan
handig denkt te spelen en zijn spreekbeurt
kant-en-klaar via een zoekopdracht
in Google van het internet
plukt, die loopt tegen de lamp.
En dan zijn er leerlingen die afhaken,
zeker wanneer de ouders vinden dat
hun kind die inspanning niet hoeft te
doen.
Elke: De kangoeroeklas is zowel voor
de kinderen, voor de ouders als voor
de leerkracht een nieuwe situatie. Als
je zo'n onderpresteerder in het vierde,
vijfde leerjaar een somplexopgave
voorlegt, dan slaat hij wel even tilt.
Want die heeft nog nooit zo intens
hoeven te denken, of een opgave zo
grondig te ontleden, want hij ziet toch
altijd meteen de oplossing.
Daarom beginnen we de kangoeroeklas
met een gewenningsperiode van
een week of zes. We vragen de ouders
om in die weken even door te bijten
en geen beslissingen te nemen over al
dan niet stoppen.
Luc: Als de ouders het vooral belangrijk
vinden dat hun kind altijd 100 op
100 heeft, dan is dat een probleem.
Pas wanneer de ouders met minder
tevreden zijn, weten we dat je met dit
kind iets kunt bereiken. Wanneer het
er alleen om gaat te kunnen pronken
met dat rapport, dan is de samenwerking
met de ouders moeilijk.
Magda: In januari kreeg ik van ouders
de vraag of hun dochter een attest
dyslexie kon krijgen. Dat kind zit in de
kangoeroeklas; ze heeft dus voor
begrijpend lezen een voorsprong van
minstens een jaar.
Ik heb haar de voorbereidende oefeningen
van het Groot Nederlands Dictee
gegeven, samen met een paar
woordenboeken, het Groene Boekje,
en de verwijzing naar www.vandale.be.
- Maar dan moet ik dat allemaal
opzoeken! zei ze.
- Ja, en de tiende keer ga je dat
weten en blijven onthouden.
- Da's wel veel werk!
- Ik heb toch niet beweerd van niet?
Dat is voor iedereen veel werk, dat
klopt.
Dat hielp, ik heb niets meer gehoord
over dyslexie. Het is spijtig dat we
moeten vaststellen dat sommige kinderen
niet gewoon zijn om zich in te
spannen om iets te leren.
In de kangoeroeklas krijgen de leerlingen
opdrachten waarvoor ze zich serieus
moeten inzetten. Wanneer ze een
werkstuk maken, doen ze dat aan de
hand van een 'werkstukwijzer'. Het is
niet de bedoeling dat ze op papier zetten
wat ze al weten, maar wel dat ze
op een rijtje zetten wat ze graag zouden
weten. Pas dan gaan ze op zoek
naar informatie. Daarvoor kunnen ze
een encyclopedie raadplegen, ze kunnen
op internet gaan zoeken, of naar
de bieb gaan. Dat werkstuk brengen
ze dan naar voren in de klas, als onderdeel
van hun proefwerk 'spreken'.
Het is belangrijk dat de kangoeroeklas
georganiseerd wordt tijdens de uren
wiskunde en taal, want dat zijn de
vakken waar deze kinderen voorsprong
in hebben. In de eerste graad
volstaan 2 lestijden. In de 2de en de
3de graad organiseren wij 3 lestijden.
Tijdens deze lessen vallen voornamelijk
de onderdelen 'getallen', de herhalingen
en begrijpend lezen weg.
Kijk, een konijn!
Magda: Ook voor het Kleutervolgsysteem
hebben we afspraken
gemaakt. Elke klas/leeftijd heeft zijn
kleur. Wanneer een kleuter een vaardigheid
beheerst die we eerder bij een
ouder kind verwachten, dan kleuren
we die vaardigheid met de kleur van
de hogere leeftijd in. Zo krijg je snel
een overzicht van de kinderen die
vooruit zijn en van de kinderen die trager
ontwikkelen.
Daarnaast hebben we bijv. ook de
Nijmeegse observatieschaal voor Kleuters
(verkrijgbaar bij Pearson, Artikelnummer 4000)
, waarin
een hele hoop testjes en proefjes
staan, die je kunt uitproberen met
kleuters die vooruit zijn, en daarvoor
hoeven ze niet per se in de derde kleuterklas
te zitten.
Elke: Een knelpunt bij de kleuters is
nog vaak de discussie of je kleuters
mag leren lezen.
Luc: Ouders zijn bang om het verwijt
te krijgen dat ze hun kind forceren.
En ze reageren daarop met de 'kijk,
een konijn'-reflex. Hun kind wijst een
woord aan en vraagt: wat staat daar?
Want het wil dat woord kunnen
lezen. Maar men leidt het kind af, en
begint over iets anders. En dat
gebeurt telkens wanneer dat kind iets
vraagt waarvan ze denken 'oei oei,
dat mag niet'. En die boekjes waarin
dat kind wou leren lezen verdwijnen
naar de onderste lade.
Ook in scholen wordt dat nog vaak
gedaan, wanneer kinderen in lezen
geïnteresseerd zijn. Dat mag niet,
want dan krijg je problemen. Dan zullen
die kinderen dat al kennen en kunnen
nog vooraleer ze in het eerste
leerjaar zitten.
Maar dat is toch de bedoeling van een
school, dat kinderen iets kunnen leren
wanneer zij daar aan toe zijn?
Cal.: Waar komt die angst vandaan?
Wordt ze gevoed door het idee "doe
maar gewoon"?
Elke: Traditioneel zet je in het eerste
leerjaar de stap naar leren lezen. Geen
enkel leerjaar wordt in die mate geassocieerd
met een nieuwe vaardigheid
als het eerste leerjaar met leren lezen.
Luc: Onze zoon las in de eerste kleuterklas
al korte woorden. Met Kerstmis
had hij een tekening van 2 figuren
gemaakt en daaronder in blokletters
'Maria' geschreven. Wanneer een
kindje jarig was, tekende hij een taart
met het juiste aantal kaarsjes erop en
daaronder het woord 'taart'. Dat hadden
we hem niet geleerd, maar hij
deed dat. Zijn juf zei ons dikwijls: zijn
taal is fantastisch! Maar aan de rest
leek men voorbij te gaan. Daarover
sprak men niet.
Elke: Ons kind toonde nooit op school
dat hij kon lezen. Dat mag niet op
school, zei hij. Kleuters lezen niet.
Voorwaarden
Cal.: De school gebruikt voor deze
werking uren uit het lestijdenpakket.
Zijn er nog andere voorwaarden om
met dit systeem aan de slag te gaan?
Magda: Dat de collega's bereid zijn
om met grote klassen te werken is
heel belangrijk. Laten we dat niet
onderschatten. Het is veel leuker om
weinig verbeterwerk te hebben. En
het is niet alleen een kwestie van comfort.
Ik had eens een jaar een klas met
twaalf kinderen, dat was geweldig! Ik
kon op individueel niveau werken.
Daarnaast moeten de directie en heel
het team achter zo' n project staan.
Anders kun je het vergeten.
Elke: Je moet vooral ook genoeg aandacht
hebben voor de zwakker begaafde
leerlingen, en dat moet voor de
ouders zeer duidelijk zijn. Hier wordt
echt voor alle kinderen gewerkt.
Luc: Uiteindelijk gaat het hele verhaal
van deze school over differentiatie,
voor kinderen die trager leren en kinderen
die sneller evolueren. Maar voor
de aanpak en vooral voor de tijdinvestering
is er wél een groot verschil.
Hoogbegaafde kinderen kun je op
school zelf ontdekken. Je hoeft niet
naar een specialist te gaan om te laten
vaststellen wat er aan scheelt, nadat er
al jaren problemen zijn. Met doortoetsen
kom je al een heel eind.
Maar vooral: de inspanningen die je
voor die kinderen moet opbrengen
zijn beduidend kleiner dan de inspanningen
die je moet leveren voor kinderen
met dyspraxie, dyslexie, ADHD
enz., omdat het over snel lerende kinderen
gaat, die heus wel wat zelfstandig
kunnen doen.
Magda: Ons systeem vraagt dan wel
veel van de leerkrachten, maar het
biedt hun ook winst: als die kangoeroeklassers
een paar uren weg zijn,
kan de leerkracht zich volop bezighouden
met de andere leerlingen.
Hoogbegaafd: een afstandsmaat
Luc: Je kunt 'hoogbegaafdheid' opvatten
als een aangeboren en stabiel
kenmerk van een kind, dat het zijn
hele leven meedraagt. Men meet dat
vaak met een IQ-test.
Je kunt ook zeggen: dat is geen kenmerk
van dat kind, maar van de situatie
waarin een bepaald kind zich op
een bepaald ogenblik in bepaalde
domeinen bevindt.
Een kind kan bijv. zo ver voorop zijn
voor taal, of voor wiskunde of iets
anders, dat het standaardaanbod van
de leerstof niet de minste zin heeft
voor dat kind. Dan heeft hoogbegaafd
te maken met de afstand tussen
wat het kind kan en wat men het
in de klas aanbiedt. We houden ons
dus vooral bezig met de aanpassing
van het aanbod aan de vaardigheden
van dat kind.
Of dat een aangeboren talent is, en of
we nu al kunnen voorspellen hoe dat
kind evolueert, dat vinden we niet zo
relevant. Hetzelfde voor de wetenschap dat het ene kind een IQ van 130
heeft, een tweede een IQ van 117 en
een derde een IQ van 147. Ik moet de
eerste leerkracht nog ontmoeten die
iets concreets kan aanvangen met de
precieze verschillen tussen die getallen.
De vraag is: wat ga ik morgen met
dat kind in onze klas doen?
Het IQ zegt ons dat de situatie die we
hier beschrijven, die grote afstand,
zich waarschijnlijk gaat voordoen, en
wel meerdere keren in de basisschool
en op meerdere vlakken. Maar wanneer
en op welke vlakken?
Als je echter zegt: we zijn nu oktober,
dat kind uit het tweede leerjaar haalt
op LVS rekenen begin derde leerjaar
een B-score, dan kan de leerkracht
aan het werk.
Elke: We spreken nu eerder over 'snel
lerende leerlingen', omdat die vlag
beter de lading dekt.
Nog sneller?
Cal.: Wat verwachten jullie van het
CLB, naast een IQ-bepaling in bepaalde
gevallen?
Elke: Schoolondersteuning, bijv. om
dat systeem van doortoetsen kenbaar
te maken.
Luc: Wanneer men een intelligentietest
afgenomen heeft, kunnen de
observatiegegevens heel interessant
zijn, bijv. wanneer een kind tijd verloor
omdat het te perfectionistisch wou
werken.
Elke: Het CLB kan ook helpen als de
vraag naar versnelling gesteld wordt.
Op dit moment komen de meeste versnelde
kinderen (die dus een leerjaar
overgeslagen hebben) uit de groep die
geboren is in de eerste twee maanden
van het kalenderjaar.
Magda: Daar zijn we zelf nog altijd
niet uit: wanneer ga ik versnellen?
Wanneer ik aanvoel dat een kind zich
niet gelukkig voelt in zijn situatie?
Eigenlijk mag ik niet zo lang wachten.
Sommige kinderen laten dat voelen,
anderen niet.
Luc: Kinderen die op taal en rekenen
een voorsprong hebben, gaan naar de
kangoeroeklas. Maar op een moment
wordt die voorsprong zo groot, dat je
zelfs geen pre-toetsen meer hoeft te
doen. Je weet van het doortoetsen dat
dit kind de leerstof van het hele jaar al
kent. Wanneer je vaststelt dat dit kind
bij het doortoetsen op een A-niveau
zit, ook als je nog verder gaat, en dat
je pas twee jaar boven zijn klasgroep
op C terechtkomt, dan ga je toch ernstig
aan versnellen denken.
Maar wat met de kinderen waar het
allemaal niet zo duidelijk is?
In de VS bestaat een instrument, de
Iowa Acceleration Scale, dat we kunnen
vergelijken met de Versnellings-
WenselijkheidsLijst (CBO KU Nijmegen),
maar de IAS is vollediger. Ze
houdt ook rekening met de gegevens
uit testen boven niveau, en met het
socio-emotioneel functioneren. De
eindscore geeft aan of dit kind een
kandidaat is om te versnellen, en of
differentiatie (voorlopig) volstaat.
Vergeet niet dat kinderen door differentiatie-
oefeningen ook weer extra
voorsprong opbouwen. Ook Somplex
en Plustaken zijn geen onderdeel van
de Kijk-een-konijn!-methode. Ze zijn
weliswaar niet rechtstreeks gekoppeld
aan onderdelen van het leerboek,
maar van zinvolle taken leren kinderen
hoe dan ook.
Er zijn mensen die daar anders over
denken. Je mag in de kangoeroeklas
wel iets bijleren, maar het mag niet
schools zijn. De kinderen mogen schaken,
Hebreeuws leren of Chinees,
Italiaans desnoods, maar geen Frans
en geen Engels. Dat is streng verboden,
want daarmee zouden ze weer
een voorsprong kunnen opbouwen.
Elke: Terwijl Engels of Frans veel beter
bij hun leefwereld aansluit en ook nog
praktisch bruikbaar is. Misschien kun
je hun op dat moment juist een grote
interesse voor Frans laten krijgen.
Cal.: Daarmee zet je wel het hele jaarklassensysteem
op de helling, ook in het SO.
Luc: Ja. Veel begaafde kinderen gaan
met horten en stoten vooruit. Je
werkt een jaar of een paar jaar met
differentiatie, dan laat je ze een jaar
overslaan, weer wat differentiatie,
weer een jaar overslaan... Dat is een
gevolg van het jaarklassensysteem.
Maar uiteindelijk is die discontinuïteit
er ook voor de kinderen die een jaar
blijven zitten: dat is sleuren en trekken,
tot de afstand te groot wordt, en
dan moeten ze blijven zitten. Ook dat
gaat met horten en stoten.
Socio-emotioneel
Elke: Het CLB kan ook het misverstand
helpen ophelderen, dat versnellen
negatieve gevolgen heeft voor de
socio-emotionele ontwikkeling voor
de leerling die uiteindelijk een jaar (of
zelfs twee) jonger is dan zijn klasgenoten.
Je ziet inderdaad dat zo'n leerling
zich in het SO tussen die pubers soms
wat kinderlijk opstelt. Maar op andere
momenten zal hij eerder redeneren en
reageren zoals vijfde-, zesdejaars.
Het is wel merkwaardig dat men zich
bij hoogbegaafde kinderen zorgen
maakt over hun socio-emotionele ontwikkeling,
terwijl je dat zelden of
nooit als argument hoort gebruiken
wanneer men een kind wil laten blijven
zitten. Dan is het geen probleem
als het kind bij een jongere groep
terechtkomt. Blijkbaar gaat men er
dan van uit, dat het kind hoe dan ook
over de hele lijn trager ontwikkelt.
Luc: Het zou ook goed zijn om bij
agressief en storend gedrag eens de
vraag te stellen: kunnen we hier te
maken hebben met een begaafd kind
dat zich verveelt? Er spelen natuurlijk
vele andere factoren mee, en ook een
traag lerend kind dat het tempo van de
groep moest lossen, zal zich op bepaalde
momenten vervelen. Maar een
brede kijk op het probleem kan hier en
daar een begaafd kind uit die situatie
halen en het laten doen waarvoor het
eigenlijk naar school komt: bijleren.
|
Kaderstuk: Een pragmatische kijk op hoogbegaafdheid
Sommigen beschouwen hoogbegaafdheid als een aangeboren eigenschap van een persoon, een eigenschap
die levenslang grote invloed heeft op bijna alle aspecten van het leven.
Bij de identificatie van hoogbegaafdheid spelen dan o.a. IQ-tests een centrale rol. Jammer genoeg staat
deze identificatie vaak los van de noodzakelijke schoolse ingrepen. Ze leidt immers enkel tot het etiket
"Hoogbegaafd", dat levenslang geldig blijft, in alle omgevingen, in alle domeinen, maar geen praktische
handreikingen biedt. Het is vaak moeilijk voor een leerkracht om vanuit die identificatie een aangepast
programma op te stellen. Die visie op hoogbegaafdheid noemt men ook het Mysteriemodel.
Het Meesterschapsmodel beschouwt hoogbegaafdheid als een eigenschap van een situatie waarin een
bepaald individu zich op een bepaald ogenblik bevindt.
In dit model ligt de nadruk op het vinden van het beste onderwijsaanbod op een bepaald ogenblik voor
een bepaald kind. Hoogbegaafdheid is in dit model in hoofdzaak een discrepantie tussen kind en omgeving.
Als men wil zorgen voor een doorlopend leerproces, moet men belangrijke wijzigingen aanbrengen
in het aangeboden curriculum. In dit model vloeien identificatie en ingrepen dus naadloos uit elkaar
voort: vaststelling van discrepantie op een of meer vlakken leidt automatisch tot de noodzakelijke
ingrepen.
In 2005 verscheen bij Great Potential Press 'Being Smart About Gifted Children' (A Guidebook For
Parents And Educators), auteurs: Dona Matthews en Joanne Foster, te bestellen via proxis.be.
Op http://eduratio.be/mystmeest.html staan de belangrijke implicaties van de keuze van het ene dan
wel het andere model.
|
Op http://eduratio.be/stappenplan.html staat het gedetailleerde stappenplan van de in dit interview beschreven methode.
Op http://eduratio.be/mat.html en
http://eduratio.be/matgebruik.html
vindt u meer informatie over de
genoemde instrumenten en hun
gebruik.
Voor veel gestelde vragen en hun antwoorden:
http://eduratio.be/stapfaq.html
U kunt uw vragen ook mailen naar
info@eduratio.be.
|
|