|
Wij menen dat iedereen die zich met (een beleid over) hoogbegaafdheid bezighoudt, er goed aan doet om te vertrekken vanuit een denkkader.
Zo'n kader biedt een goed fundament om een visie uit te werken en na te denken over de richting waarin men wil werken.
Wereldwijd zijn er twee grote (en fundamenteel verschillende) denkkaders, waarin de meeste ideeën passen die over hoogbegaafdheid ontwikkeld werden.
Alle politieke pleidooien van EduRatio, de concrete aanpak beschreven in ons stappenplan, onze
inventaris van mogelijke ingrepen van overheidswege en bijna alle andere pagina's op deze website zijn
opgesteld vanuit het zogenaamde meesterschapsmodel.
Een alternatief denkkader is het mysteriemodel. Op deze pagina zetten we de verschillen tussen deze beide denkkaders uiteen en daarna leggen we uit
hoe (en waarom) de meeste landen (en de meeste mensen) in de loop der tijd evolueren van het mysteriemodel naar het meesterschapsmodel.
Definitie van hoogbegaafdheid in het meesterschapmodel
Hoogbegaafdheid is een dusdanig buitengewoon geavanceerde bekwaamheid, op een bepaald moment in een bepaald vak,
dat het niet meer mogelijk is om de leernoden van een kind goed te kunnen lenigen zonder belangrijke wijzigingen aan het curriculum
en aan de manier waarop dat curriculum wordt aangeboden.
|
Samenvattend overzicht
Onderstaande tabel geeft de implicaties op verschillende vlakken van het gehanteerde model.
Na deze tabel worden de factoren stuk voor stuk in detail verduidelijkt.
Factor | Mysteriemodel | Meesterschapsmodel |
Bron van de begaafdheid | Begaafdheid wordt beschouwd als een aangeboren aanleg, met omgevingsinvloeden | Bron is onbelangrijk. Centraal staat het aanbieden van gepaste mogelijkheden om te leren, in de context van genetisch bepaalde aanleg |
Duur | Statisch: "eenmaal begaafd, altijd begaafd" | Dynamisch: kan veranderen in de tijd |
Domein | De meeste of alle intellectuele domeinen | Bepaalde domeinen (bv. wiskundige begaafdheid) |
Wanneer identificeren? | Eenmalig, zo jong mogelijk | Doorlopend, naarmate de nood |
Hoe identificeren? | IQ-tests, lijsten met kenmerken en creativiteitstests | Testen met voldoende hoog plafond en doorgaande evaluatie in de klas. IQ-test indien nodig |
Gevolgen van identificatie | Categorisch: "wel" of "niet" hoogbegaafd | Speciale onderwijsnoden op bepaald moment in bepaald domein |
Plaatsing/curriculum | Verrijking, aparte klas indien mogelijk | Gamma van opties. Gewone klas indien mogelijk |
Coherentie | Definitie, identificatie en gevolgen op onderwijsvlak staan los van elkaar | Definitie leidt op natuurlijke wijze tot identificatie en de onderwijsaanpassingen, een coherent geheel vormend |
Evaluatie | Voldoening van de kinderen/ouders | Academische en cognitieve meting van het geleerde |
Politieke gevolgen | Verwijten van elitarisme, tot zondebok maken, makkelijk weg te snoeien bij besparingen | Veel makkelijker verdedigbaar |
Bron van de begaafdheid
De zuiverste vorm van het mysteriemodel stelt dat de genetisch bepaalde gaven van een persoon het enige is dat telt.
Sommigen voegen daar wel omgevingsfactoren aan toe en voeren aan dat sommige kinderen geboren worden met hersenen die beter werken, net zoals sommigen
betere atleten kunnen worden omdat ze betere spieren hebben.
In het meesterschapsmodel zijn dergelijke 'verklaringen' overbodig en worden vermeden, vermits deze zienswijze zich concentreert op het vinden
van de best passende onderwijsaanbod. De nadruk ligt op het aanbieden van mogelijkheden om te leren, de omgeving dus.
Duur
In het mysteriemodel is het eenvoudigweg een intellectuele superioriteit van geboorte tot dood: "Eens begaafd, altijd begaafd".
Het meesterschapsmodel bekijkt iemands buitengewoon intellectuele kracht op de dag van vandaag en misschien enkel tijdelijk.
Dit betekent niet dat de voorstanders van dit model begaafdheid zien als wild schommelend in de tijd en in bepaalde mensen, ze maken enkel geen
veronderstellingen over de duur, aangezien de begaafdheid gedefinieerd is als de huidige nood aan onderwijsaanpassingen, wat eventueel in de loop
van de tijd kan veranderen. In dit model is begaafdheid relatief: in sommige omgevingen kunnen de gaven van iemand buitengewoon geavanceerd zijn, terwijl
diezelfde sterke punten elders niet als buitengewoon gezien worden.
Domein
Het mysteriemodel is traditioneel gericht op 'globale intelligentie': men gaat ervan uit dat een begaafd iemand superieur is in denktaken op (bijna) alle
domeinen. Men kan zeggen "Hij is hoogbegaafd" en dan zou dit automatisch verwachtingen scheppen van uitmuntendheid in de meeste taken, waarvoor analyse
of synthese nodig is. Het speelt geen rol of dat nu kaartlezen, een sonnet van Shakespeare ontcijferen of gevorderde algebra is.
Een belangrijk basisprincipe van het meesterschapsmodel is dat voor de meeste mensen hun intellectuele bekwaamheid redelijk sterk varieert van het ene
domein naar het andere. Dit wil dus zeggen dat iemand die begaafd is in wiskunde niet noodzakelijk begaafd is in kaartlezen of het ontcijferen
van Shakespeares sonnetten. In dit model geeft men dan ook meestal een domein van begaafdheid aan. Een kind kan dus omschreven worden als "wetenschappelijk begaafd" of
"musicaal begaafd".
Identificatie: wanneer?
In het mysteriemodel gaat men ervan uit dat men op eender welke leeftijd kan vaststellen welke kinderen hoogbegaafd zijn en welke niet, zolang men maar
op de juiste manier met de nodige instrumenten meet. Men drukt er vaak op om zo jong mogelijk de hoogbegaafdheid vast te stellen om te
voorkomen dat de "begaafdheid verspild wordt".
In het meesterschapsmodel is er slechts een zaak dringend: 'buitengewone' onderwijsnoden op het spoor komen op het moment dat ze zich voordoen.
Dit is een doorlopend proces dat niet losstaat van het onderwijs maar er onlosmakelijk mee verbonden is.
Identificatie: hoe?
De gouden standaard in het mysteriemodel is de IQ-test, eventueel aangevuld met controlelijsten van 'kenmerken' en/of creativiteitstesten.
Vanuit het meesterschapsperspectief is een IQ-test een meetinstrument dat slechts gebruikt wordt als men meer diagnostische informatie nodig acht,
naast de schoolse
voorsprong vastgesteld met testen boven niveau (zoals beschreven in ons stappenplan).
De IQ-test wordt dus enkel beschouwd als bijkomend meetinstrument bij het vaststellen van de wanverhouding tussen het huidige niveau van het kind en
het onderwijs dat het momenteel aangeboden krijgt. In het meesterschapsmodel is een hoog IQ ook een signaal dat men extra op zijn hoede zal moeten zijn voor
het ontstaan van zo'n wanverhouding.
Identificatie: gevolgen?
In het mysteriemodel krijgt een kind na de identificatie (bv. door een IQ boven een bepaalde waarde of door het voldoen aan een aantal 'kenmerken') het
etiket 'hoogbegaafd'. Daarmee krijgt het dan toegang tot "het" hoogbegaafdenprogramma.
Binnen het meesterschapsmodel leidt identificatie van een voorsprong in een bepaald vak rechtstreeks tot een aanpassing van de onderwijsplanning.
Plaatsing en curriculum
In het mysteriemodel gaat men er vaak van uit dat hoogbegaafden best voltijds in een aparte klas of school zitten, of toch minstens deeltijds in
zogenaamde kangoeroeklassen. Dit om "de" hoogbegaafden de kans te kunnen geven om deel te nemen aan "de" activiteiten die voor hun groep voorzien zijn.
In het meesterschapsmodel hangt de ingreep die men invoert, af van de talenten en interesses van een kind op een of meer vlakken.
Over het algemeen hanteren de aanhangers van dit model een bredere waaier aan mogelijke ingrepen, waaronder vele vormen van differentiatie of versnelling,
en voltijdse of deeltijdse aparte klassen voor sommige leerlingen.
Coherentie
Dit is een van de grote verschillen tussen de twee modellen.
In het mysteriemodel is de identificatie vaak totaal losgekoppeld van het eigenlijke onderwijs. Uit de identificatie komt enkel het "JA" label
("Ja, dit kind is hoogbegaafd").
Vaak komen de kinderen daarna samen in een groep terecht bij een leerkracht die geen speciale opleiding genoot en niet goed weet wat aan te vangen
met die (gevarieerde) groep.
Een van de sterkste punten van het meesterschapsmodel is dat als natuurlijk uitvloeisel van het identificatieproces richtlijnen kunnen gegeven
worden voor concrete ingrepen: het doel van de identificatie was immers om vast te stellen hoe groot de wanverhouding (tussen kind en onderwijs) is
in verschillende vakken. Als een kind bv. aantoonbaar drie jaar voorsprong heeft om alle onderdelen van "Taal", dan beschouwt het meesterschapsmodel
dit kind als 'taalkundig hoogbegaafd' en geeft de aanbeveling om voor dit kind een curriculum uit te werken dat meer overeenstemt met haar huidig niveau
op taalvlak.
Evaluatie
Hierover wordt nauwelijks gesproken in het mysteriemodel. Als je kinderen enkel identificeert met een IQ of creativiteitstest, dan is het niet enkel
moeilijk om te beslissen wat je nu in praktijk gaat aanvangen met die kinderen. Het is immers nóg moeilijker om nadien uit te vissen of de hele onderneming
enig nut gehad heeft voor het kind. Traditionele methodes zijn het bevragen van het kind of de ouders over 'welbevinden' of 'betrokkenheid'.
Omdat allerlei 'alternatieve' activiteiten echter leiden tot tevredenheid van kinderen (begaafd of niet) en hun ouders, is 'gebruikerstevredenheid'
niet bepaald een nuttige manier van evalueren.
In het meesterschapsmodel daarentegen kan men evalueren of het kind iets leert en aan welke snelheid het iets leert. Voor elk domein kan men bv. genormeerde
testen afnemen, een portfolio van geleverd werk aanleggen of op een andere manier de 'leerwinst' meten.
Politieke gevolgen
De verschillen tussen de twee modellen op 'politiek' (in de brede betekenis van het woord) vlak zijn immens.
Onderwijsmensen die binnen een mysteriemodel functioneren, staan vaak onder grote druk van hun collega's, sommige ouders of soms van de hele schoolgemeenschap.
De algemene teneur is dat onderwijs aan hoogbegaafde kinderen elitair is, in sommige gevallen zelfs racistisch!
Ze leven onder de voortdurende dreiging dat 'het' programma zal geschrapt worden of dat het budget zal verminderd worden.
Veel minder mensen hebben problemen met onderwijs aan hoogbegaafde kinderen binnen het meesterschapsmodel.
Dit model gaat immers uit van het aanbieden van gelijke kansen (om iets te leren) aan alle kinderen. Er is immers geen (levenslang) onderscheid tussen
de 'wel' en 'niet' hoogbegaafden: een flexibel systeem zorgt dat de noden van elk kind op elk moment gelenigd worden.
Onderwijs aan hoogbegaafde kinderen wordt beschouwd als een vorm van bijzonder (geavanceerd) onderwijs, verspreid in elke school, onafhankelijk
van socio-economische status, ras of cultuur.
Evolutie van het denken over hoogbegaafdheid
In heel wat landen speelde of speelt zich zowat eenzelfde evolutie af in de manier waarop mensen pleiten voor een gepaste opvang voor
hoogbegaafde kinderen. Deze evolutie gaat hand in hand met de overgang van mysterie- naar meesterschapsmodel.
- In eerste instantie beginnen sommige mensen (in een land of school) zich te realiseren dat bepaalde "problemen" (depressie, agressiviteit, demotivatie,
vroegtijdige schoolverlaters, clown uithangen, gedrag dat aan ADHD of zelfs autisme doet denken, continu "gevoel van anders zijn", zelfmoorddreiging, ...) eigenlijk veroorzaakt worden hoogbegaafdheid.
Zij zoeken 'lotgenoten' en van hieruit ontstaat vaak een soort van doemdenken: omdat deze mensen enkel in contact komen met andere 'probleemgevallen',
beginnen zij te denken dat hoogbegaafdheid en 'problemen' in de meeste gevallen onlosmakelijk verbonden zijn. Het zijn dan ook de 'problemen' die
hen met elkaar in contact brachten!
De eerste pleidooien rond hoogbegaafdheid zijn dan ook vaak gericht op "problemen oplossen" of "toekomstige problemen voorkomen", de zogenaamde
probleem-centrische pleidooien. En in deze fase wordt reeds het eerste fundament van het mysteriemodel gelegd: bepaalde mensen worden
hoogbegaafd geboren en zullen daarvan levenslang de (vaak negatieve) gevolgen dragen. Zowat elk mogelijk percentage tussen 10% en 90% wordt genoemd
wanneer iemand vraagt hoeveel hoogbegaafden ooit 'problemen' hebben. Dit hoeft geen verwondering te wekken: als je in je omgeving enkel 'probleemgevallen'
ziet, dan bega je snel de fout om deze waarnemingen te extrapoleren naar de volledige bevolking.
-
Na een tijdje komen sommige wetenschappers met onderzoeksresultaten op de proppen, waaruit bv. blijkt dat er niet meer 'problemen' (bv. demotivatie of vroegtijdig
schoolverlaten) zijn onder de hoogbegaafde kinderen dan onder de algemene schoolpopulatie (terzijde: dit is natuurlijk wel vreemd, want men zou
verwachten dat kinderen die zo 'snel van begrip' zijn, net minder schoolse problemen hebben).
Daarnaast beginnen de mensen die zich met hoogbegaafde kinderen bezighouden, stilaan te beseffen dat bijlange niet alle hoogbegaafde kinderen
"problemen" vertonen.
Op dat ogenblik komt vaak het nationale-grondstof-pleidooi boven: hoogbegaafden zijn de "belangrijkste grondstof die we hebben" of "de wetenschappers en leiders van de toekomst".
Daarom is het de taak van de maatschappij om hen te koesteren, want zij zullen zorgen voor een Betere Wereld van Morgen.
Deze redenering is verre van waterdicht.
Enerzijds is ze zeer moeilijk te bewijzen. Het zou op zijn minst verbazing wekken moest het getal dat bij een kind uit een IQ-test komt, kunnen
aangeven of hij/zij een vermoedelijke "leider van de toekomst" zal worden. Mensen zijn immers heel wat meer dan enkel een IQ!
Anderzijds wekt een "leider van de toekomst" pleidooi heel vaak tegenstand op: wie kijkt uit naar de dag dat het pestjoch van de buren de baas speelt over het eigen kind?
-
Uiteindelijk beseffen steeds meer mensen dat het noodzakelijk noch productief is om de kinderen op te delen in "De Hoogbegaafden" en "De Anderen".
Op dat ogenblik vindt stilaan het meesterschapsmodel ingang: men heeft het nu gewoon over de noden van elk kind op een bepaald ogenblik
en op een bepaald vlak. Dit leidt op zijn beurt tot pleidooien rond mogelijkheden i.p.v. rond problemen.
In plaats van uit te gaan van een aangeboren 'kenmerk', waardoor een mens levenslang 'verschillend' is, op alle mogelijke vlakken, gaat
men in het meesterschapsmodel uit van de noden van een kind op een bepaald moment op een bepaald vlak
Wij menen dat Vlaanderen zich op dit ogenblik op de overgang naar deze derde fase bevindt, waarin men de onderstaande definitie van hoogbegaafdheid hanteert,
gebaseerd op Artikel 29 van het
universele kinderrechtenverdrag:
"Het onderwijs aan het kind dient gericht te zijn op de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind. "
Ook artikel 8 van het Vlaamse
Decreet Basisonderwijs ondersteunt de visie van het meesterschapsmodel:
"Het gewoon basisonderwijs wordt zodanig
georganiseerd dat, op grond van een pedagogisch project, in de school een
opvoedings- en leeromgeving gecreëerd wordt waarin de leerlingen een ononderbroken
leerproces kunnen doormaken. Die omgeving wordt aangepast aan de voortgang
in de ontwikkeling van de leerlingen.".
Ook de Pedagogische Opdrachtsverklaringen van de Netten geven richtlijnen (m.b.t. het omgaan met hoogbegaafde leerlingen)
die duidelijk binnen dit denkkader vallen.
Definitie van hoogbegaafdheid in het meesterschapmodel
Hoogbegaafdheid is een dusdanig buitengewoon geavanceerde bekwaamheid, op een bepaald moment in een bepaald vak,
dat het niet meer mogelijk is om de leernoden van een kind goed te kunnen lenigen zonder belangrijke wijzigingen aan het curriculum
en aan de manier waarop dat curriculum wordt aangeboden.
|
In de Nederlandstalige literatuur is nog geen informatie verschenen over deze modellen.
In 2005 verscheen in het Engels echter Being Smart About Gifted Education (A Guidebook For Parents And Educators), in Vlaanderen te koop via
Proxis en in Nederland via
Bol.
Bij Amazon kan men het boek gratis inkijken en op de website van de auteurs
staat ook meer informatie .
|
|