Terug naar beginpagina
Kinderen iets leren wat ze nog niet weten
maar waar ze wel aan toe zijn
Deel op Facebook Tweet Printervriendelijke versie    @Contact

Elders op deze site publiceren we een leidraad voor een beleid rond leerlingen met een leervoorsprong op het niveau van de Vlaamse overheid.

Op onze pagina "37 jaar palaveren in het Vlaams Parlement" geven we een overzicht van de tussenkomsten (i.v.m. onze bekwaamste leerlingen), die onze Vlaamse volksvertegenwoordigers de afgelopen tientallen jaren al deden. Steeds opnieuw herhaalden zij dat deze problematiek belangrijk is. Na een hoorzitting (30 oktober 2001) "over de problematiek van hoogbegaafde kinderen in het onderwijs", ingericht door de Commissie voor Onderwijs,Vorming en Wetenschapsbeleid, besloot de voorzitter van deze Commissie met deze woorden: "Het is onze plicht als beleidsmakers om erop in te spelen."

Om deze woorden een concrete invulling in de praktijk te laten krijgen, beschrijft deze pagina een aantal mogelijke concrete ingrepen die de overheid kan uitvoeren, om ook onze bekwaamste leerlingen toe te laten geregeld iets bij te leren op school. Deze inventaris is redelijk uitgebreid, omdat tot op heden nog geen enkele beleidsmaatregel werd genomen van overheidswege, hoewel onze volksvertegenwoordigers in het Vlaams parlement hiervoor al zo lang pleiten bij onze opeenvolgende ministers van Onderwijs.

Wat hieronder beschreven wordt komt ten goede aan vijftien procent van de Vlaamse leerlingen. Dit is nl. het gemiddeld aantal leerlingen met minstens een jaar voorsprong, dat men vaststelt bij "doortoetsen" boven niveau zoals beschreven in ons stappenplan.
Met andere woorden, zonder deze ingrepen zal de huidige situatie in de meeste scholen blijven bestaan: een leerling op zeven zal een groot deel van de tijd nagenoeg niks bijleren op school!

Op deze pagina worden enkel de meest dringende noden opgesomd. De lijst is dus zeker niet exhaustief! Ook op het vlak van de opleiding van psychologen, psychiaters en van de emotionele ondersteuning is bv. redelijk wat werk aan de winkel.

Wat kan de overheid doen: overzicht

In de Vlaamse scholen

Lestijden zorg

Heel wat Vlaamse scholen staan te popelen om ook voor deze 15% leerlingen degelijk onderwijs te verschaffen. Jammer genoeg vrezen zij (vaak terecht) dat hierdoor hun draagkracht overschreden wordt, getuige de massale reactie van directeurs en leerkrachten op onze handtekeningenactie van begin 2006. De bestaande initiatieven steunen dan ook grotendeels op idealisme, vrijwilligers en zware persoonlijke inzet van de betrokken leerkrachten.

Er zijn lestijden zorg nodig voor drie verschillende doeleinden:
  • Op het niveau van de school
    De diagnose voor de meeste zorgnoden (bv. ADHD, dyslexie, dyscalculie, NLD, autisme, ...) gebeurt buiten de school, door externe specialisten. Meestal gebeurt die diagnose nadat er 'problemen' werden vastgesteld, nadat de school tevergeefs trachtte te helpen en vaak nadat er samen met het CLB en de ouders een of meerdere malen overleg werd gepleegd.
    Het vaststellen van een academische voorsprong daarentegen kan nergens beter dan binnen de schoolmuren geschieden, vooraleer er zich eender welk 'probleem' manifesteert. De meeste scholen hanteren immers reeds een leerlingvolgsysteem, waarmee men niet alleen een achterstand (zoals vandaag al in de meeste scholen gebeurt) maar tevens een voorsprong kan vaststellen. In ons stappenplan geven we een stap-per-stap beschrijving van hoe een school daarbij kan tewerk gaan.
    Deze diagnose vraagt ongeveer 30 lestijden per jaar.
  • Op het niveau van de leerkracht biedt de zorgbegeleider ondersteuning. Niet enkel om de leerkracht bij te scholen i.v.m. de "technieken" (compacteren van leerstof, vervanging van overbodige herhaling door geschikt differentiatiemateriaal, ...) maar ook om te helpen bij de "pretoetsen" (dit zijn toetsen, die voorzien zijn op het einde van een leerstofblok, maar die men afneemt vooraleer men een nieuw leerstofblok aansnijdt, om na te gaan welke leerlingen geen nood meer hebben aan de leerstof uit dat blok). In praktijk blijkt dit zo'n twintig lestijden per jaar in beslag te nemen (wiskundemethode met 15 'blokken', waarbij men telkens twee blokken ineens 'pretoetst', bij de leerlingen van een graad).
  • Op het niveau van de leerling om de leerling individuele hulp te kunnen bieden bij het verwerven van vaardigheden, die hij in de 'gewone' klas moeilijk kan verwerven. In de zgn. "kangoeroeklas" kunnen de kinderen op een gefundeerde manier leren om inspanningen te leveren, om projecten uit te werken, ... Hiervoor zijn in een school elke week minimaal zes lestijden nodig (twee lestijden per graad, het ganse jaar).

Materiaal

Het benodigde materiaal voor de screening van leerlingen met voorsprong beschreven we bovenaan op de materiaalpagina. Het kost 300 EUR per school, eenmalig.
Het materiaal voor differentiatie (voor binnen en buiten de klas, op dezelfde pagina beschreven) kost ong. 1100EUR per school eenmalig. Daarna zijn er wel nog terugkerende kopieerkosten (verwaarloosbaar).

De bovenstaande kosten zijn geldig wanneer elke school afzonderlijk het materiaal koopt. Indien het materiaal centraal aangekocht en verdeeld wordt, dan kunnen er zonder twijfel volumekortingen verkregen worden.

Omdat de overheid van onze noorderburen al jarenlang stimulerende maatregelen (subsidies) neemt om hoogbegaafde kinderen te ondersteunen, komt al het materiaal uit Nederland, waar er een hele reeks uitgevers zijn die dergelijk materiaal ontwikkelen. In Vlaanderen ontwikkelt niet een enkele firma materiaal voor hoogbegaafde kinderen, niet voor de screening en niet voor differentiatie! Hierdoor is het niet altijd makkelijk om het materiaal in te zetten: woordenschat en taalgebruik zijn soms beduidend anders en het materiaal sluit niet steeds naadloos aan bij de in Vlaanderen gebruikte methodes.
De Vlaamse overheid zou:
  • ofwel d.m.v. subsidies, bedrijven kunnen aanmoedigen om dergelijk materiaal te ontwikkelen
  • ofwel centraal het materiaal (laten) ontwikkelen
In beide gevallen zou het materiaal alleszins beter aansluiten bij de noden en de specifieke cultuur van ons Vlaamse onderwijs, dan het materiaal waarmee onze scholen zich vandaag noodgedwongen moeten behelpen.
Terug naar de inhoud

Opleiding van leerkrachten

Testen boven niveau

De techniek van het afnemen van testen "boven niveau" (bv. in april de toets LVS einde 3e lj afnemen bij een leerling die in het 2e lj zit) is zeer eenvoudig aan te leren (zie stappenplan), maar nagenoeg geen enkele leerkracht in Vlaanderen is hiervan op de hoogte!

Een informatiecampagne voor de huidige leerkrachten en voor de CLB's en een duidelijk signaal vanuit de overheid m.b.t. de opleiding van toekomstige leerkrachten en leerlingenbegeleiders kunnen hierin op zeer korte termijn verandering brengen.

VOZO

De voortgezette opleiding voor zorgverbreding zou de aanpak van hoogbegaafde kinderen op school kunnen uitdiepen. Screening en diagnose, compacteren (wegsnoeien van overbodige leer-, herhaal- of oefenstof), differentiatie voor hoogbegaafde kinderen en diverse vormen van versnelling (overslaan van een jaar, vak volgen in hoger leerjaar, zelfstandig versneld door leerstof gaan, universitaire credits of vrijstellingen verzamelen vanuit het secundair onderwijs, ...) zijn onderwerpen die hierin kunnen aan bod komen.
Terug naar de inhoud

Uitbouwen van "informatierijke omgeving"

De huidige minister van Onderwijs (Beleidsbrief Onderwijs en Vorming sectie 2.3.6, p. 32) breekt een lans voor het uitbouwen van een "Informatierijke omgeving" en voor de realisatie van "leerwinst" waarop men scholen kan "aanspreken" (Beleidsnota Onderwijs en Vorming 2004-2009, sectie 1.2.4).
Dit spoort met ons voornemen de scholen meer autonomie te geven, maar veronderstelt tegelijk dat we de scholen meer aanspreken op hun verantwoordelijkheid om leerwinst en degelijke prestaties met al hun leerlingen te realiseren. We zullen moeten nadenken over afstandelijke, maar doeltreffende vormen van sturing en toezicht. Daarom is het belangrijk dat scholen beschikken over goede instrumenten om de prestaties en vorderingen van hun leerlingen op te volgen.
Dit is een zeer nobel doel, maar de overheid moet voorzichtig zijn om niet in de kuil te trappen, waarin de Amerikaanse Bush administratie met een soortgelijk initiatief, No Child Left Behind (NCLB), viel. Wanneer men het heeft over het realiseren van leerwinst en daaraan "verantwoordelijkheid" koppelt (in NCLB koppelt de overheid er subsidies aan) moet men beschikken over instrumenten die in staat zijn om de leerwinst van alle leerlingen te meten! In NCLB betekent "realisatie van leerwinst" nl. "het verkleinen van de afstand tussen wat de leerlingen kennen aan het begin van een leerjaar enerzijds en wat ze zouden moeten kennen aan het einde van het leerjaar anderzijds." Met andere woorden: men hecht geen belang aan wat elke leerling bijleert in de loop van de schooljaar, enkel en alleen aan het verkleinen van de "achterstand" van de zwakste leerlingen ten opzichte van een lat, die men voor iedereen op dezelfde hoogte legt, ongeacht het academische niveau van een leerling bij aanvang van het schooljaar! De dramatische gevolgen (voor de bekwaamste leerlingen) van een dergelijk "beleid" zijn nu al jaren zichtbaar in de VS, waar ouders van begaafde kinderen in groten getale noodgedwongen overschakelen op thuisonderwijs. Een artikel in Washington Monthly beschrijft duidelijk hoe deze vergissing tot stand kwam en geeft ook een heel eenvoudige oplossing: koppel de verantwoordelijkheid ("accountability") niet aan dezelfde vaste lat voor iedereen ("every student held to a single standard"), maar aan een toegevoegde waarde ("value added method") voor elke leerling afzonderlijk.
Dan pas wordt het de moeite waard om energie in een leerling met een leervoorsprong te steken, want dan pas ga je ook een leerwinst kunnen noteren voor de slimsten van onze leerlingen. Anders bestaat het gevaar dat men de kinderen, die het (voor iedereen identieke) 'einddoel' reeds bereikten bij de aanvang van het schooljaar, aan hun lot overlaat, of dat men hen louter gaat 'gebruiken' als 'hulp'-leerkracht voor kinderen die niet goed meekunnen.

Wij hopen dan ook dat onze beleidsmakers niet dezelfde vergissing maken als de Bush administratie, die ten allen prijze de "kloof" wilde dichten tussen de sterkste en zwakste leerlingen, i.p.v. elke leerling op zijn eigen ritme te laten evolueren en alle kansen te bieden. We zijn immers uit op gelijke kansen, niet op gelijke uitkomsten, aangezien elk menselijk wezen uniek is.
Terug naar de inhoud

Ondersteunend lesmateriaal ontwikkelen

Korte termijn: handleiding compacten en pre-toetsen voor bestaande methodes

Al de leermethodes, gebruikt in Vlaamse scholen, zijn opgebouwd rond dit schema, dat herhaald wordt voor elk "blok" van leerstof:
  1. "Nieuwe" leerstof onderwijzen
  2. Oefenen
  3. Toets
  4. Herhaling en remediëring
  5. Eindtoets
Door de eindtoets (5) op voorhand af te nemen ("pre-toets") bij de bekwaamste leerlingen kan men voor elke leerling beslissen wat er kan geschrapt worden en vervangen door differentiatiemateriaal.
De door de Nederlandse overheid gesubsidieerde Stichting leerplanontwikkeling (SLO, Enschede) publiceerde gedetailleerde handleidingen voor het compacteren van de (in Nederland) meest gebruikte methodes vor Taal en Rekenen.
Zeker voor beginnende leerkrachten is een dergelijk 'draaiboek' een zeer grote tijdsbesparing. Een voorbeeld toont hoe concreet en praktisch SLO dit uitwerkte.

Misschien kan ook de Vlaamse overheid de leerkrachten een helpende hand reiken, bv. door middel van een duidelijke opdracht aan de Dienst voor Onderwijsontwikkeling (DVO)?

Lange termijn: uitgevers richtlijnen geven

Het bovenstaande is natuurlijk een "oplossing" voor het probleem, dat ontstaat doordat de bestaande methodes opgebouwd zijn rond de "gemiddelde" en "zwakke" leerlingen. Deze oplossing is op korte termijn nodig, omdat scholen vele jaren dezelfde methode blijven gebruiken.

Op langere termijn zou de overheid echter een signaal kunnen geven aan de uitgevers i.v.m. deze lacune. In Nederland gebeurde dat al met de handleiding van de SLO. De uitgevers beloofden om er rekening mee te houden bij het uitbrengen van hun toekomstige producten.

Lange termijn: Vlaams differentiatiemateriaal

Zoals hoger vermeld, is al het differentiatiemateriaal voor hoogbegaafde leerlingen uit Nederland afkomstig. Soms is het taalgebruik problematisch, vaak sluit het materiaal niet goed aan bij de in Vlaanderen gebruikte methodes. Daarom zou de Vlaamse overheid, in navolging van de Nederlandse overheid, impulsen (=subsidies) kunnen geven om het ontwikkelen van dergelijk materiaal aan te moedigen.
Als alternatief kan de overheid zelf het initiatief nemen en bv. een openbare aanbesteding uitschrijven voor de ontwikkeling van dit materiaal.

Terug naar de inhoud

Informatie verspreiden rond overslaan van klassen

Weinig 'schoolse' ingrepen zijn zó diep en zó langdurig onderzocht als de "techniek" van het overslaan van een klas. Van weinig ingrepen is zó overtuigend vastgesteld dat de resultaten zeer positief zijn.

En toch staan zeer veel leerkrachten en ouders erg huiverachtig t.o.v. deze ingreep. Tijdens de onderwijzersopleiding wordt er nauwelijks iets over gezegd en slechts nu en dan komt een leerkracht in aanraking met een versneld kind. Het resultaat is dat met versnelling eerder emotioneel dan rationeel wordt omgesprongen, waardoor er allerlei 'mythes' gaan ontstaan.
Vaak wordt beweerd dat "het kind er sociaal en emotioneel niet rijp voor is". Enerzijds is het zeer moeilijk om vast te stellen op welk "niveau" een kind zich sociaal en/of emotioneel bevindt. Anderzijds hebben talloze studies uitgewezen dat het eerder andersom werkt: begaafde kinderen evolueren vaak niet enkel cognitief sneller dan de leeftijdsgenoten, maar ook op sociaal en emotioneel vlak. Bovendien is sociale en emotionele ontwikkeling een wisselwerking tussen kind en omgeving: een kind "spiegelt" zich vaak aan die omgeving, zodat men maar iets zinnigs kan zeggen nadat het kind enkele maanden in de nieuwe omgeving doorbracht.
Bij versnelde kinderen wordt tevens eender welk "probleem", dat na de versnelling ontstaat, aan de versnelling geweten. Bij een depressieve puber hebben "de ouders zelf problemen gezocht" door hun kind 10 jaar eerder een klas te laten overslaan, terwijl niet versnelde pubers alleen maar "de moeilijkste tijd in een mensenleven" meemaken...

De kloof dichten

Kortom, er is dringend nood aan een gefundeerde informatiecampagne rond dit onderwerp en ook in de opleiding van leerkrachten en in de VOZO moet hieraan aandacht besteed worden. De reusachtige kloof tussen de -zeer stevig wetenschappelijk onderbouwde- theorie en de dagdagelijkse -op emoties en anekdotes gebaseerde- praktijk moet gedicht worden.
Wanneer men de geboortemaandverdeling van de Vlaamse versnelde kinderen bekijkt, beseft men dat in Vlaanderen versnelling véél meer op een toevallige factor als geboortemaand gebaseerd is, dan op een objectieve factor als schoolse voorsprong: er zijn bv. slechts half zoveel versnelden geboren in februari dan in januari!!! Voor meisjes is de invloed van geboortemaand nóg zwaarder, vermoedelijk omdat zij vaker 'alleen maar' depressief worden wanneer de afstand tussen hun academisch niveau en dat van de aangeboden leerstof onoverkomelijke verschillen begint aan te nemen. Jongens zetten vaker de boel op stelten, waardoor sommigen onder hen toch nog het 'recht' op een versnelling afdwingen, zelfs al zijn ze in april of later geboren...

De natie bedrogen!

In de VS verscheen in het najaar van 2004 het toonaangevend rapport A Nation Deceived: How schools hold back America's brightest students in twee volumes: een eerste met praktische richtlijnen en een tweede met de massa's wetenschappelijke studies waarop die richtlijnen gebaseerd werden. Het is gratis te downloaden op deze website en alle Amerikaanse scholen kregen een exemplaar in de bus.
Over de titel zeggen de auteurs het volgende: De titel geeft weer wat elke dag in de klassen van ons land gebeurt. Wanneer we zeggen dat onze knapste leerlingen geen voordeel halen uit versnelling, dan bedriegen we onszelf, onze leerlingen en onze natie. We beseffen dat bedriegen een zeer sterk woord is. We raadpleegden een groot aantal mensen vooraleer we beslisten deze titel te gebruiken en we staan er volledig achter.
EduRatio tracht de beschikbaarheid van Vlaamse teksten over versnelling te bevorderen met thesisvoorstellen (die momenteel aan twee Vlaamse universiteiten uitgevoerd worden).
Maar er ligt hier ook een grote verantwoordelijkheid bij de overheid. In Vlaanderen zijn ouders nog al te vaak verplicht om het Centrum voor Begaafdheidsonderzoek (CBO) in te huren om in de school van hun kind een broodnodige versnelling te komen bepleiten. Hierdoor zijn het in praktijk vooral kinderen van welstellende ouders, aan wie een versnelling gegund wordt.
In andere landen is de zeer duidelijke invloed aangetoond van een informatiecampagne van de overheid op het aantal versnelde kinderen. Het is wel nodig om zo'n campagne om de twee, drie jaar te herhalen, want de invloed vermindert langzamerhand.

Terug naar de inhoud

Alternatieve financiering ontwikkelen

Een leerling, die een jaar overslaat in de basisschool, betekent een besparing van ongeveer 4000EUR per overgeslagen jaar op de begroting van het departement Onderwijs. Op dit ogenblik slaan jaarlijks ongeveer 700 leerlingen een jaar over. Dit aantal stijgt langzaam sinds 1998, toevallig (?) het jaar van de oprichting van het CBO aan de UA. Vandaag worden jaarlijks ong. 100 leerlingen meer versneld dan in 1998. Een extra besparing dus van 400.000EUR jaarlijks, mede mogelijk gemaakt door de (zware) investeringen van ouders in het inhuren van externe specialisten. Ook veel initiatieven van EduRatio (uitbaten website, mailings, begeleiding van leerkrachten en scholen, begeleiding van studenten, schrijven van artikels, ...), integraal uit de eigen zak van drie mensen gefinancierd, dragen mee bij tot deze stijging en dus tot bijkomende besparingen van de overheid.

Deze versnellingen komen natuurlijk zeer ten goede aan de versnelde kinderen (zoals hierboven beschreven). Maar begaafde kinderen hebben ook andere noden, meer bepaald op het vlak van differentiatie en groeperen (samenzetten van begaafde kinderen, bv. in een "kangoeroeklas" of voltijds in aparte klassen). Deze twee andere noden zouden minstens gedeeltelijk kunnen gelenigd worden met de som, die men uitspaart door aan hun derde nood (versneld doorheen de leerstof gaan) tegemoet te komen.

Daarom stellen we voor om:
  • het aantal versnellingen te verhogen, o.m. door een gerichte informatiecampagne. Een versnelling moet gebaseerd zijn op objectief meetbare factoren, zoals zeer grote schoolse voorsprong op meerdere vakken, niet op een geboortemaand of omdat men nog een extra kind nodig heeft om een klas te kunnen splitsen! Wij menen dat het heel makkelijk haalbaar is om het aantal versnelde kinderen (momenteel 1%) in Vlaanderen opnieuw op het niveau van de jaren '60 van de vorige eeuw te brengen (3%). Zowel Wallonië (2%) als Frankrijk (4%) hebben overigens hogere percentages versnelden dan Vlaanderen.
  • het uitgespaarde bedrag in jaarlijkse schijven (bv. vijf opeenvolgende jaren) terug te laten vloeien naar de school waar het kind op dat ogenblik ingeschreven is. Op deze manier zouden scholen, die zich in hun pedagogisch project willen inzetten voor begaafde leerlingen, onrechtstreeks 'beloond' worden en middelen krijgen om dit project in praktijk te brengen. We hopen natuurlijk dat de begaafde kinderen even 'at random' verspreid blijven in de scholen als ze dat zijn onder de bevolking. Maar de huidige praktijk wijst uit dat bepaalde scholen een reputatie-effect opbouwen en hierdoor meer begaafde kinderen "aantrekken".

Terug naar de inhoud

Gebruikt jouw school al het stappenplan voor leerlingen met een leervoorsprong?

  ©eduratio.be - Opmerkingen en vragen zijn welkom op info@eduratio.be (of schrijf daar in op onze nieuwsbrief)
Overzicht van de volledige website