Implicaties bij het aanmoedigen van prestaties
Zwakke presteerders
Terecht is decennialang benadrukt, stelt Dweck, dat men lage presteerders niet mag labelen als "niet intelligent". Dit zou hen immers verder kunnen ondermijnen. Maar het antwoord
is niet een positief label! Intelligentielabels, goede of slechte, hebben een ondermijnend effect. Beide leren dat de onderliggende intelligentie kan beoordeeld worden aan
de hand van prestaties. Aandacht en goedkeuring zouden moeten gericht zijn op inspanningen en strategieën. Zeker kinderen met problemen op school moeten deze les leren!
Ze hebben geen nood aan opgeblazen lof, wel aan de wetenschap hoe ze tegenslag moeten interpreteren en wat ze moeten doen als ze falen. Zij zullen op hun pad de ene uitdaging na de andere ontmoeten, dus moeten ze uitdagingen zien als iets dat bevorderlijk is om te leren, niet als iets dat hun bekwaamheid veroordeelt.
Sterke presteerders
Dweck raadt zeer sterk af om de term "(hoog)begaafd" te gebruiken, omdat dit de entiteitstheorie suggereert. Het impliceert dat een bepaalde entiteit, een grote hoeveelheid intelligentie, op magische wijze aan hen geschonken werd, wat hen speciaal maakt. Sommigen onder de "hoogbegaafd" gelabelde leerlingen zullen meer begaan zijn met het rechtvaardigen van het label dan met het vergroten van hun vaardigheden, net zoals de leerlingen uit Dwecks studies die om hun intelligentie geprezen werden.
Sterk presterende meisjes
In de lagere school gedragen meisjes zich veel beter, ze presteren beter en ze hebben zichzelf veel beter onder controle dan jongens. Het hoeft dus niet te verwonderen dat zij extra vaak om hun 'braafheid' en 'goedheid' geloofd worden. De ironie is dat de vroegere rijpheid van meisjes hen later net extra kwetsbaar maakt op het vlak van motivatie.
Maar hoe zit het met lof voor intelligentie? Jaren heeft men er zich zorgen in gemaakt dat meisjes hierover negatieve boodschappen kregen. Er waren dan ook zoveel maatschappelijke stereotypes: vrouwen waren minder bekwaam dan mannen, zeker in een domein als wiskunde. Dweck maakt zich grote zorgen dat men deze stereotypes tracht tegen te gaan door het prijzen van… intelligentie!
Omdat dat er uiteindelijk toe leidt dat zij makkelijker richtingen kiezen, wiskunde en wetenschappen mijden omdat deze te risicovol lijken. Het patroon van de successen in de lagere school bezorgde de meisjes zonder twijfel vanwege leerkrachten en ouders veel lof voor hun goedheid. En precies dit kan zorgen voor een denkkader dat hun latere prestaties erg beperkt!
Slimme jongens zijn minder kwetsbaar, omdat ze zich vaak minder inspannen en minder aandachtig zijn. Dit zal leerkrachten en misschien ook ouders ertoe brengen om bij jongens meer nadruk te leggen op inspanning. Jongens krijgen veel vaker te horen om aandachtig te luisteren en om zich meer in te spannen. Dit alles maakt de lagere school voor jongens een minder aangename plek, maar ze leren een waardevolle les over inspanning.
(De verschillende pagina's over Dwecks onderzoek zijn ook samen beschikbaar als een enkel PDF bestand[3])
|