|
Enkele uittreksels uit Opvoedingsmoeilijkheden bij het goed begaafde kind
Ch. Buehler, R. Dellaert, V. D'Espaillier, Uitgeverij "De Oogst", Antwerpen,
1938
Het zout der aarde
Prof. Fauville behandelde een jongen die op 8 jaar 11 maand een
verstandscijfer had van 146 en op 10 jaar 3 maand een van 159 had. Volgens
de Amerikaansche onderzoekers, die zich vooral met het vraagstuk van de
begaafdheid bezig hielden, en onder hen vooral Terman, komt zulk een geval
zelfs niet eens per duizend voor. Het belang van dit geval nu, ligt niet in
zijn zeldzaamheid, maar wel in het feit, dat die leerling paedagogische
moeilijkheden vertoonde.
Deze jongen, die reeds gedeeltelijk kon lezen vóór hij naar school kwam, die
een eerbiedwaardig aantal boeken verslond, die op zijn eentje machienschrift
leerde en een vereering had voor muziek van Schubert en Mozart, was eerst in
het eerste studiejaar, derde in het tweede, daarna vijfde, vierde en ging
verder achteruit. Zijn onderwijzers kloegen over
verstrooidheid,ongehoorzaamheid, koppigheid, kwapoetserij, gebrek aan zorg.
Ze vonden dat de jongen meer zou kunnen presteeren indien hij wilde, wat in
dit geval een waarheid à la Palisse was.
De gevallen van zeer begaafde kinderen, zij het dan in verkleinde
proporties, die slechte leerlingen worden zijn niet zeldzaam. Trouwens een
groot getaal intellectueel vooraanstaande personen zijn slechte leerlingen
geweest; dat is niet enkel pikant... maar ook zeer goed paedagogisch te
verantwoorden. De reden waarom deze kinderen op school wel eens een slecht
figuur slaan en met de tucht meermalen overhoop liggen, is niet ver te
zoeken.
Als in hun geest reeds ernstige problemen op oplossing wachten, plaagt men
hen met de elementen van lezen, rekenen en schrijven. Er is geen verhouding
tusschen wat het kind interesseert en wat de school aanbiedt. Deze kinderen
komen in conflict met den onderwijzer, die met hun verbluffende vragen zijn
wetenschap gedevalueerd ziet, meer dan hem lief is en meer dan voor zijn
prestige goed is. Doordat ze voor hun schoolwerk nooit moeite moeten doen,
verleeren ze alle inspanning, en worden vadsig. Zonder de voor- en nadeelen
van de afzonderlijke scholen voor meerbegaafden te willen bespreken op dit
oogenblik, kunnen we er toch wel nuttig op wijzen, dat deze leerlingen
geschikt geestesvoedsel moeten ontvangen -leeuwen voedt men niet met
botermelk- dat ze moeten leeren hun werk meer dan de andere leerlingen uit
te diepen, dat ze in de school maar vooral thuis supplementair werk moeten
ontvangen, dat ze met andere begaafde leerlingen in competitie moeten worden
gebracht, dat hun kameraadjes liever tusschen de ouderen dan tusschen de
jongeren moeten worden gezocht. Als men te doen heeft met werkelijk
hoogbegaafde en niet met vroegrijpe wonderkinderen moet men geen schrik
hebben bepaald flink met die kinderen op ter schieten en de gevestigde
meening van den man uit de straat, dat zulks ten koste van de gezondheid zou
geschieden, schijnt meer door een soort volksche 'jaloezie' dan door zin
voor de feiten ingegeven zijn.
Met dit 'zout der aarde' mag er niet gemorst worden.
Leren werken en het peil van het onderwijs
Het kind moet vroegtijdig met het werk worden vertrouwd gemaakt. Men moet
aantoonen dat ieder mensch een werkzame rol in het leven te spelen heeft.
Kinderen verstaan dat reeds vroeg en wel beter dan men meent. Zijn speelgoed
opruimen, wanorde die het veroorzaakte weer goed maken, kan ook het kleine
kind, en het zal deze kleine prestaties als equivalenten van den arbeid
aanzien. Waar integendeel aan de kinderen van jongs af een gemakkelijk leven
wordt voorgespiegeld, waar weelde heerscht en nooit de zweepslag van den
nood werd gevoeld, dreigt dit gevaar meer dan waar ook. We hadden in de
kliniek meerdere kinderen te onderzoeken die nimmer een inspanning deden
omdat ze, nu ja, omdat ze op papa rekenden. Maar u kent ook allen van die
'ratés,' die als eenige verdienste hebben de zoon van hun vader te zijn, en
ieder weet wat dergelijke appreciatie in de wandeling beteekent.
Het is nu eenmaal een teeken des tijds dat het leven 'gemakkelijker'
geworden is, dat een ware 'gemakzucht' in alle families is binnengeslopen.
Dat de kinderen op die wijze thuis niet voldoende tot een werkzame actieve
levenshouding worden voorbereid, verklaart misschien voor een groot deel de
algemeene klachten zoowel uit het lager, als uit het middelbaar onderwijs,
dat de leerlingen niet meer werken, en daardoor, dat het peil van het
onderwijs voortdurend daalt.
Pushen
Het gevoel van eigenwaarde aankweeken, maar geen overdrijven in
tegenovergestelden zin, geen ijdeltuiterij, geen hoovaardigheid. Er zijn ook
ouders, die van jongs af aan hun veelal eenig kind den indruk laten dat ze
van een speciale deeg gemaakt zijn. Laten we er maar onmiddellijk bijvoegen
dat in vele gevallen voor een nachtegaal wordt aangezien wat niet meer is
dan een ordinaire stadsmusch. Dat moet onvermijdelijk bij een eerste contact
met de school tot pijnlijke ontgoochelingen en bepaalde reacties aanleiding
geven, temeer daar er in zulke gevallen bijna steeds verwenning zal bij te
pas komen.
|
|