Uw e-mail d.d. 8 december 2004 en 17 december 2004 (kangoeroe@telenet.be) aan CD&V-Volksvertegenwoordigers i.v.m. het commentaar op de Discussienota Onderwijs m.b.t. hoogbegaafdheid
Geachte mevrouw Van den Broeck,
Geachte dames en heren van Kangoeroe,
Oprechte dank voor de bovenvermelde e-mails. Wij reageren graag met de volgende elementen.
Eén. Met de geest van uw commentaartekst zijn wij het eens. Maar of uw terechte bekommernis per se moet worden gerealiseerd door "hoogbegaafdheid" expliciet op te nemen in het lijstje "significante leerlingenkenmerken" voor het toekomstige, nieuwe financieringssysteem is lang niet zeker. In de eigenlijke Beleidsnota Onderwijs die intussen de Discussienota heeft opgevolgd, schrijft onderwijsminister Vandenbroucke, volgens ons terecht, voorzichtig:
"We zullen dan ook nagaan welke kenmerken van leerlingen daarvoor relevant zijn. We weten echter nu al dat we niet alle kenmerken van leerlingen, die wijzen op leerrisico's en specifieke onderwijsbehoeften, in aanmerking kunnen nemen. Het financieringssysteem zal worden gebaseerd op een relevante selectie van kenmerken van leerlingen, die verband houden met de sociaal-economische en culturele differentiatie tussen de leerlingen."
|
Twee. Wij opteren er niet voor om een recht op aangepast onderwijs aan hoogbegaafden in een decreet te verankeren, net zomin als voor inclusief onderwijs. Wij willen er wel voor zorgen dat wie onderwijs wil organiseren (en aan een aantal kwaliteitseisen voldoet), voldoende financiële middelen krijgt om dat onderwijs goed te organiseren, ook als dat om specifiek onderwijs gaat voor hoogbegaafden. Op dit vlak lopen er al, zij het pril, meerdere zinvolle initiatieven in het Vlaamse onderwijsveld. Gelijk is het zo (zoals dat overigens ook geldt voor heel wat leermoeilijkheden of -stoornissen) dat over de problematiek in kwestie wetenschappelijk gezien het laatste woord zeker nog niet gezegd is: hoe definieer je het fenomeen precies, hoe laat je dat meten (en wanneer), welke "onderwijsbehandeling" is de beste of varieert dat, moeten er ook bijkomende voorzieningen ter beschikking zijn buiten het onderwijs, enz.?
Dat soort onderzoek (cf. bv. Universiteit Antwerpen o.a., dat u heel terecht expliciet vermeldt) moet voor ons dus zeker gestimuleerd worden, én er moeten financiële middelen komen om in de scholen zelf accuraat te kunnen inspelen op de problematiek. De vraag is natuurlijk nog hoe precies: een subjectief recht op zulk specifiek onderwijs in elke school in Vlaanderen kan volgens ons niet, zoals dat ook niet kan voor inclusief onderwijs. We moeten dus tussenoplossingen (bv. via de huidige experimenten terzake, die meer onder de aandacht worden gebracht) zoeken, om ook geen onnodige versnippering van middelen te krijgen.
We willen vooral ook begrip vragen in dezen voor de onderwijswereld zelf: die dingen vergen tijd, zijn alleen stap voor stap haalbaar en zullen zeker niet ineens optimaal aanwezig zijn door bv. een specifiek decreet. Als we dat al met zijn allen beseffen, is ook dat in het hele proces hierrond een stap vooruit.
Drie. We bereiden over dit thema een vraag om uitleg voor, die CD&V-Vlaams Parlementslid Kathleen Helsen (cf. ook haar afspraak voor een gesprek) zal stellen in de commissie Onderwijs van het Vlaams Parlement in januari 2005. We houden u op de hoogte.
Met vriendelijke groet,
CD&V-fractie
Vlaams Parlement
|