Terug naar beginpagina
Kinderen iets leren wat ze nog niet weten
maar waar ze wel aan toe zijn
Deel op Facebook Tweet Printervriendelijke versie    @Contact

Betreft: uw e-mail van 24 december 2004, in reactie op ons schrijven i.v.m. de opvang van hoogbegaafde leerlingen in onze scholen.

Geachte dames en heren van de CD&V-fractie in het Vlaams Parlement,

Hartelijk dank voor uw uitvoerige reactie op ons schrijven. Wij zullen binnenkort met Parlementslid Kathleen Helsen een gesprek hebben over deze materie, maar intussen willen wij toch ook reeds een antwoord formuleren op uw reactie.

Opnemen van hoogbegaafdheid in het lijstje van "significante leerlingenkenmerken".

U meent dat het lang niet zeker is dat dit nodig is.

Welnu, reeds een eeuw vestigen wetenschappers in Vlaanderen en elders de aandacht op deze problematiek. In een Vlaams werk uit 1938 ("Opvoedingsmoeilijkheden bij het goed begaafde kind") lezen we bv.
"Als in hun geest reeds ernstige problemen op oplossing wachten, plaagt men hen met de elementen van lezen, rekenen en schrijven. Er is geen verhouding tusschen wat het kind interesseert en wat de school aanbiedt. Deze kinderen komen in conflict met den onderwijzer, die met hun verbluffende vragen zijn wetenschap gedevalueerd ziet, meer dan hem lief is en meer dan voor zijn prestige goed is. Doordat ze voor hun schoolwerk nooit moeite moeten doen, verleeren ze alle inspanning, en worden vadsig. Zonder de voor- en nadeelen van de afzonderlijke scholen voor meerbegaafden te willen bespreken op dit oogenblik, kunnen we er toch wel nuttig op wijzen, dat deze leerlingen geschikt geestesvoedsel moeten ontvangen -leeuwen voedt men niet met botermelk- dat ze moeten leeren hun werk meer dan de andere leerlingen uit te diepen, dat ze in de school maar vooral thuis supplementair werk moeten ontvangen, dat ze met andere begaafde leerlingen in competitie moeten worden gebracht, dat hun kameraadjes liever tusschen de ouderen dan tusschen de jongeren moeten worden gezocht. Als men te doen heeft met werkelijk hoogbegaafde en niet met vroegrijpe wonderkinderen moet men geen schrik hebben bepaald flink met die kinderen op ter schieten en de gevestigde meening van den man uit de straat, dat zulks ten koste van de gezondheid zou geschieden, schijnt meer door een soort volksche 'jaloezie' dan door zin voor de feiten ingegeven zijn. Met dit 'zout der aarde' mag er niet gemorst worden."

Meer recent, op 30 oktober 2001, vond in de Commissie voor Onderwijs,Vorming en Wetenschapsbeleid van het Vlaams Parlement een hoorzitting plaats met als onderwerp De problematiek van hoogbegaafde kinderen in het onderwijs. Het besluit van de voorzitter van deze commissie, CD&V-volksvertegenwoordiger Gilbert Vanleenhove (die enkele maanden geleden een punt zette achter zijn politieke carrière) luidde
"We hebben een bijzonder leerrijke ochtend achter de rug. Ongetwijfeld zal die consequenties hebben voor het beleid. We hoorden reeds een aantal concrete vragen. De discussie en zeker het budget zullen uitwijzen welke kunnen worden ingewilligd. De getuigenissen waren bij momenten ontroerend. De uiteenzettingen waren bijzonder boeiend.We hebben vernomen wat precies het probleem is en welke omvang het heeft. Het is onze plicht als beleidsmakers om erop in te spelen."


Zoals wij reeds uiteenzetten in onze brief aan de minister vechten enkele idealisten (directies, leerkrachten, ouders, ...) om bovenstaande ideeën in Vlaanderen in de praktijk te brengen. Maar zonder structurele ingrepen vanwege de overheid zijn dit druppels op een hete plaat en dreigen deze prille initiatieven te sneuvelen nog voor ze goed van start konden gaan. Dat de nood op het terrein hoog is bewijzen de meer dan 200 handtekeningen van Vlaamse schooldirecteurs die wij verzamelden op minder dan twee weken tijd (zie www.eduratio.be/ondertekenaars.html). Hun roep om opname van hoogbegaafdheid als criterium voor het bekomen van GOK-uren klonk zéér luid; velen namen de tijd om een uitvoerig antwoord op te sturen, u vindt een aantal van hun meningen onderaan op de webpagina waarnaar we hierboven verwijzen.

Wij menen (en de ervaringen in het buitenland ondersteunen dit) dat, zolang de overheid geen duidelijk signaal geeft dat deze kinderen bestaan, de meerderheid van de scholen niets zal ondernemen. Het is eenvoudig om een kleine telefonische steekproef te nemen bij enkele tientallen Vlaamse scholen, bv. door het stellen van de vraag "Wat doet u specifiek voor hoogbegaafde leerlingen?"; in de overgrote meerderheid van de gevallen krijgt men als antwoord "Wij hebben momenteel geen hoogbegaafde kinderen in onze school". Enigszins verbazingwekkend, wanneer men weet dat (naargelang de definitie) tussen de 3 en de 10% van onze kinderen onder deze noemer vallen!

Definitie van hoogbegaafdheid

U stelt dat de definitie van hoogbegaafdheid niet eenduidig is. Dat klopt: er zijn meerdere definities mogelijk. Dit heeft wetgevers in andere landen er echter niet van weerhouden om een eigen definitie te formuleren. In 1971 publiceerde de Commissie Onderwijs in de Verenigde Staten het zgn. Marland Report (genoemd naar de voorzitter van de commissie). De definitie die zij hanteerden was
Begaafde en getalenteerde kinderen zijn deze, die geïdentificeerd zijn door bevoegde professionelen, en die ingevolge hun bijzondere gaven in staat zijn om hoge prestaties te leveren. Dit zijn kinderen die in het onderwijs nood hebben aan een gedifferentieerde aanpak en/of diensten die verder gaan dan hetgeen in een normaal schoolprogramma aangeboden wordt, om in staat te zijn om zichzelf te ontplooien en hun bijdrage tot de maatschappij te leveren. Kinderen die in staat zijn tot het leveren van hoge prestaties zijn o.a. dezen die reeds gepresteerd hebben en/of hoge bekwaamheid hebben in een of meerdere van deze domeinen:
  1. Algemene intellectuele begaafdheid
  2. Specifieke academische aanleg
  3. Creatief of productief denken
  4. Aanleg tot leiderschap
  5. Visuele en uitvoerende kunsten
  6. Psychomotorische aanleg


Het duurde daarna in de VS nog tot 1981 ("Omnibus Budget Reconciliation Act") voor er serieuze budgetten vrijgemaakt werden voor "speciale programma's om kinderen te identificeren, aan te moedigen en om hun speciale noden tegemoet te komen op het vlak van onderwijs. Kinderen, die grote capaciteiten vertonen op het intellectuele, creatieve, artistieke, of leiderschapsvlak of voor specifieke academische onderdelen. Kinderen, die om deze capaciteiten te ontplooien, diensten of activiteiten nodig hebben, die normaal gezien niet voorzien worden op de scholen."

Voor een overzicht van de huidige wetgeving en voorzieningen in de afzonderlijke staten van de VS, zie www.davidsongifted.org/db/StatePolicy.aspx.

Op dit ogenblik zitten we in Vlaanderen dus nog steeds niet op het punt waar men in de VS zat in 1971, nl. het duidelijk stellen -door de overheid- dat deze kinderen bestaan en bovendien nood hebben aan zaken (qua inhoud en vorm) die het onderwijs standaard niet aanbiedt. In de ons omringende landen is men al jaren bezig met allerlei initiatieven, ook op beleidsvlak:
  • het meeste (alle?) Nederlandstalige verrijkingsmateriaal is afkomstig uit Nederland (zie hieronder voor meer hierover). Voor een kort overzichtje van wat er in Nederland van overheidswege zoal ondernomen wordt, zie www.minocw.nl/documenten/wsns-voortgang2001-bijlage3.pdf en www.infohoogbegaafd.nl.
  • in Frankrijk werd in september 2000 op vraag van het ministerie van Onderwijs een werkgroep opgericht om zich over de opvang van de hoogbegaafde kinderen in de Franse scholen te beraden. Voor het persdossier en het volledige rapport "La scolarisation des élèves intellectuellement précoces", zie media.education.gouv.fr/file/34/9/349.pdf.
  • in Duitsland vroeg de overheid aan drie wetenschappers om de bestaande initiatieven in kaart te brengen en aanbevelingen te geven zowel voor de scholen als voor het overheidsbeleid. Het resultaat was het in 2001 gepubliceerde rapport "Begabtenförderung - ein Beitrag zur Förderung von Chancengleichheit in Schulen - Orientierungsrahmen", zie www.pedocs.de/volltexte/2008/284/pdf/heft91.pdf. Het is met Duitse Gründlichkeit opgesteld. Het steunt voor het opstellen van de reeks aanbevelingen op internationale wetenschappelijke resultaten (de literatuurlijst bestaat bv. uit 10 bladzijden) en is daardoor rationeler dan het meer emotioneel getinte Franse rapport, dat eerder steunt op getuigenissen van ouderverenigingen en mensen in de Franse onderwijswereld. Hierdoor pleit het Franse rapport voor gepaste opvang van hoogbegaafde kinderen op basis van het voorkomen van "des difficultés". Hetgeen natuurlijk een ganse discussie losmaakt over wat nu eigenlijk een "difficulté" is, hoeveel kinderen er zo'n "difficulté" hebben, enz… Het Duitse rapport gaat uit van hetzelfde uitgangspunt als onze werkgroep: gelijke kansen voor alle kinderen, ook voor hoogbegaafden. Net zo min als voor andere kinderen vormt het voorkomen van "problemen" niet het hoofdargument in ons pleidooi. Wij menen immers dat het hoofddoel van onderwijs het ontplooien van de talenten van elk kind is, niet het 'voorkomen van problemen'. Dit wordt met evenveel woorden in Artikel 29 van het Kinderrechtenverdrag, dat ook België ondertekende, gezegd: "1. De Staten die partij zijn, komen overeen dat het onderwijs aan het kind dient gericht te zijn op: a) de zo volledig mogelijke ontplooiing van de persoonlijkheid, talenten en geestelijke en lichamelijke vermogens van het kind".
  • In Wallonië gaf minister Hazette in 1999 het startschot voor een gecoördineerde interuniversitaire actie. De universiteiten van Namur, Louvain, Bruxelles, Liège en Mons-Hainaut sloegen de handen in elkaar en vormden een netwerk ter ondersteuning van overheid, ouders, leerlingen en scholen. De voorgeschiedenis, de ingrepen tot nu toe en de huidige stand van zaken staan opgesomd op www.douance.be/douance-ehp-textes.htm (zie sectie "Belgique"). Op basis van het laatste rapport kunnen we stellen dat men ook in Wallonië in eerste instantie vertrok van "les difficultés" maar langzamerhand opschuift in de richting van "Chancengleichheit".

Hoogbegaafde kinderen, ongeacht de gehanteerde definitie:
  • zitten een tot drie vierde van hun tijd te wachten in onze klassen
  • ervaren hun tijd op school vaak als complete verspilling
  • leren niet om zich in te spannen, waardoor ze nooit eens ervaren wat het is om te denken dat iets niet gaat lukken, maar vast te stellen dat het, mits enige inspanning wel lukt

Welke "onderwijsbehandeling" is de beste?

Hierover zijn al boekdelen vol geschreven en zijn al duizenden buitenlandse wetenschappelijke studies verschenen. Er zijn weinig redenen om aan te nemen dat de Vlaamse kinderen zodanig verschillen van de buitenlandse, dat de resultaten van deze studies hier niet toepasselijk zouden zijn. De drie belangrijkste 'behandelingen' (die best samen aangeboden worden) zijn:
  • Versneld aanbieden van de leerstof. Dit kan op verschillende manieren. De eenvoudigste (voor de scholen) is het overslaan van een leerjaar. Maar men kan ook de leerstof van een beperkt aantal vakken vroeger aanbieden (bv, door de leerstof van een hoger leerjaar naar de leerling te brengen, of door de leerling voor een bepaald vak in een hogere klas les te laten volgen). Of men kan overbodige herhalingen elimineren ("compacting") en vervangen door ander materiaal ("verrijking"). In de VS is alleen al over versnelling een lijvig rapport gemaakt, opgesteld door eminente wetenschappers: "A Nation Deceived". Het is gratis verspreid over alle scholen. Zie www.nationdeceived.org: het rapport en de wetenschappelijke studies die het ondersteunen zijn gratis te downloaden. Versnelling (in alle vormen) is wereldwijd zowat het meest bestudeerde onderwerp op pedagogisch vlak. Jammer genoeg wordt deze mogelijkheid nog steeds aan veel kinderen ontzegd.
  • Differentiatie die (veel) verder gaat dan wat er in de 'standaard' methodes, die onze scholen gebruiken, zit. Nog al te vaak 'beloont' men begaafde kinderen met extra werk i.p.v. met ander werk.
  • Groeperen volgens bekwaamheid van leerlingen. Ook hierover is er een overweldigende hoeveelheid onderzoeksresultaten beschikbaar: begaafde kinderen zouden zoveel mogelijk moet samenzitten. Ofwel binnen de klas, ofwel part-time buiten de klas (bv. in zgn. 'kangoeroeklassen'), ofwel in een klas met enkel hoogbegaafde leerlingen. Of men als school zal kiezen voor het deeltijds of voltijds samenzetten van hoogbegaafden, zal afhankelijk zijn van de lijnen die de school wil uitzetten binnen hun eigen pedagogisch plan.
Wat betreft de financiële kant:
  • De meeste hoogbegaafde kinderen zijn makkelijk in staat om een tot drie jaar van hun 'schoolcarrière' over te slaan. Voor de overheid betekent dit minder kosten.
  • De mogelijkheid bieden tot vakversnelling vergt vooral organisatorische aanpassingen (bv. om de uren in verschillende leerjaren te laten overeenstemmen of informatie-uitwisseling tussen leerkrachten of scholen).
  • Differentiatiemateriaal is er reeds wat voorhanden, bv. door de inspanningen die in Nederland vanuit de overheid op dit vlak geleverd worden. Nagenoeg al het in Vlaanderen gebruikte materiaal (bv. Somplex, Plustaak) is dan ook uit Nederland afkomstig, hetgeen soms problemen levert omwille van een ander taalgebruik (dit levert vooral problemen bij de differentiatie voor Taal, zoals Cryptologisch, Slimme Taal of Taaltoppers). Er is bv. geen Vlaams equivalent van de initiatieven op het vlak van hoogbegaafdheid van de Nederlandse "Stichting Leerplan Ontwikkeling" (SLO, www.slo.nl) of van de Nederlandse onderwijsgebegeleidingsdienst (www.architecteninleren.nl). Scholen moeten dit materiaal echter volledig uit het globaal budget aankopen, hetgeen een meerkost betekent (want het 'gewone' materiaal moet ook voor de hoogbegaafde leerlingen aangeschaft worden).
  • Het groeperen van kinderen binnen een klas of een aparte klas voor hoogbegaafde kinderen inrichten vereist geen financiële inspanning. Het inrichten van een kangoeroeklas wel.
  • Identificeren vraagt in de eerste plaats het opstellen van een beleidsplan door de school. Identificatie vraagt materiaal, scholing (bv. van de zorgcoördinator) en tijd (voor het afnemen van allerlei testen). De CLB's kunnen ook hier een ondersteunende rol spelen, maar moeten er dan natuurlijk materiaal, personeel en tijd voor hebben.
  • Begeleiding van scholen en leerkrachten. Dit is op korte termijn broodnodig, omdat de opleiding van onze leerkrachten zo goed als niks over deze materie bevat. De CLB's lijken ideaal geplaatst voor deze taak, maar jammer genoeg ontbreekt het hen aan personeel en vaak ook aan kennis om deze taak tot een goed einde te brengen.

Gebruikt jouw school al het stappenplan voor leerlingen met een leervoorsprong?

  ©eduratio.be - Opmerkingen en vragen zijn welkom op info@eduratio.be (of schrijf daar in op onze nieuwsbrief)
Overzicht van de volledige website