Terug naar beginpagina
Kinderen iets leren wat ze nog niet weten
maar waar ze wel aan toe zijn
Deel op Facebook Tweet Printervriendelijke versie    @Contact


15% van de Vlaamse leerlingen zit te wachten.
Wachten is niet hetzelfde als leren.
En op leren komt het in onderwijs toch aan?
Op 15 mei 2007 vond in het Vlaams Parlement een hoorzitting over de problematiek van hoogbegaafde leerlingen in het onderwijs plaats. Op de website van het Vlaams Parlement staat een volledig verslag (PDF), hieronder het betoog dat EduRatio bracht.
De aanwezige volksvertegenwoordigers ontvingen een ietwat uitgebreidere versie (PDF, 460KB).
In mijn betoog vandaag zou ik het willen hebben over vier zaken:

  • Wie de leerlingen zijn waarover wij het hebben
  • Het belangrijkste probleem waarmee deze leerlingen kampen
  • Onze mening over wat er over deze kinderen gezegd wordt in de Conceptnota Leerzorg
  • En tenslotte enkele voorstellen van concrete maatregelen die de overheid zou kunnen nemen

Over wie hebben wij het?

Twee jaar geleden plaatsten wij op onze website een overzicht van alle initiatieven die in dit Vlaams Parlement (en zijn voorgangers de Vlaamse Raad en de Cultuurraad) al genomen werden rond begaafde leerlingen. In maart 1973 beet Herman De Croo de spits af. Hij mijmerde hardop over de mogelijkheid om sneller doorheen het secundair te kunnen stromen en over de oprichting van enkele speciale scholen.

In de drie daarop volgende decennia volgde de ene vraag om uitleg op de andere hoorzitting. Een van de zaken die opvielen, was een steeds weerkerend argument in het antwoord van de laatste drie ministers (Luc Van den Bossche, Marleen Vanderpoorten en Frank Vandenbroucke).

Dat argument luidde dat het moeilijk was om deze leerlingen te "identificeren" en dat er geen "eenduidige definitie" was. Minister Vandenbroucke hanteerde dit argument de laatste keer op 14 oktober 2006 in een toespraak t.g.v. 20 jaar BEKINA. De minister zei toen:
"Als we leerlingen met hoogbegaafdheid zouden labelen, zouden we op moeilijkheden stuiten. Puur technisch door het gebrek aan een eenduidige definitie"

Aanvankelijk vonden wij dat de ministers een eerder zwak excuus hanteerden om niks hoeven te doen. Gaandeweg begonnen we echter in te zien dat de definitie inderdaad een probleem vormde. Soms gaf een vraagsteller zijdelings aan over welke leerlingen het ging, maar dit werd nooit heel duidelijk gesteld. Steeds bleef er een waas van mysterie hangen. Dit wordt natuurlijk nog in de hand gewerkt door de karikaturen die steevast in de media opgevoerd worden, met als meest recente dieptepunt "Mathias" in "Wittekerke".

Ook vandaag zal het voor jullie zonder twijfel een uitdaging worden om doorheen de bomen het bos te zien. Elke spreker legt immers andere accenten. Daarom willen wij alvast trachten om zo duidelijk en concreet mogelijk te zeggen over wie wij het hebben.

Wij hebben het over de kinderen, die op 1 september reeds voor een zeer groot deel beheersen wat zij verondersteld worden te "leren" tijdens het komende schooljaar (of in sommige gevallen tijdens de komende schooljaren).

Deze kinderen kunnen op relatief eenvoudige wijze ontdekt worden door het afnemen van genormeerde testen, bestemd voor hogere leerjaren. Wanneer een kind bijvoorbeeld op een genormeerde test LVS Wiskunde, bestemd voor kinderen die reeds 1 jaar verder zitten in hun schoolloopbaan, nog steeds een C-score of hoger haalt (d.w.z. niet uit de boot zou vallen indien het een jaar hoger moest zitten), dan kunnen we gerust stellen dat het een leervoorsprong van minstens een jaar heeft op het vlak van wiskunde. Zo kan men ook een test Begrijpend Lezen afnemen en op dat vlak de voorsprong bepalen.

Vijftien percent kinderen in Vlaamse scholen blijken een leervoorsprong van een jaar op hun leeftijdsgenoten te bezitten op ofwel Wiskunde, ofwel Begrijpend Lezen, ofwel allebei. Velen van hen hebben een nog grotere voorsprong. Jullie hoeven ons niet op ons woord te geloven. Het volstaat om de procedure, tot in de kleinste details beschreven op onze website, te volgen in een school naar keuze. Wij namen de proef op de som bij ongeveer 1000 leerlingen in 4 scholen. Ongeveer 150 bleken minstens een dergelijke voorsprong te hebben.

Ik zou nu graag even wat breder kijken naar de betekenis van begrippen als onderwijs, kwaliteit, gelijke kansen en leerproblemen. Wat betekenen deze begrippen voor de 15% Vlaamse kinderen waarover wij het hebben?

Van Dale

Het Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal geeft de volgende definitie van onderwijs
"het systematisch georganiseerd overbrengen van elementaire en uitgebreide kennis en kunde"


Van Dale stelt dus dat men niet van "onderwijs" kan spreken indien er geen "overdracht van kennis en kunde" is.

De vraag is: "Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit ook voor de 15% kinderen, waarover wij het hebben, gebeurt?" Een leervoorsprong wordt vandaag niet systematisch opgespoord. Nochtans is de kans op onderwijs, op overdracht van kennis en kunde, zeer klein bij een kind, dat op 1 september al voor een groot deel beheerst wat het pas tegen 30 juni van het volgende jaar zou moeten 'leren'.
En intussen wacht 15% van de Vlaamse kinderen op "onderwijs".

Leerproblemen

Bij leerproblemen is bijna altijd sprake van een (te) grote kloof tussen het niveau van het kind en het niveau van het aangeboden curriculum. Als een kind bijvoorbeeld een te grote achterstand oploopt, komen de onderwijskansen, de kans op overdracht van kennis, in het gedrang. Het kind kan geen kennis verwerven, omdat het de vaardigheden, nodig om de aangeboden leerstof te verwerken, nog niet voldoende beheerst.

In dit geval moet er remediëring volgen om het kind weer aansluiting te laten vinden bij de leerstof.

De Vlaamse wetgevers achtten dit zo belangrijk, dat ze hierover het volgende schreven in het Decreet Basisonderwijs (Artikel 8): 
Het gewoon basisonderwijs wordt zodanig georganiseerd dat in de school een opvoedings- en leeromgeving gecreëerd wordt waarin de leerlingen een ononderbroken leerproces kunnen doormaken. Die omgeving wordt aangepast aan de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.


Indien nodig moet men dus volgens de wetgever de omgeving aanpassen om een onderbreking in het leerproces te voorkomen.

Als we echter de kinderen met een grote leervoorsprong op hun leeftijdsgenoten bekijken, dan zijn er in Vlaanderen op dit ogenblik geen 10 scholen waarin men dit voor hen in praktijk brengt.

Op geregelde tijdstippen organiseren wij cursussen voor leerkrachten, CLB medewerkers en directeurs van basisscholen. Het doel is om hen in staat te stellen om zelf een beleid uit te stippelen rond kinderen met een leervoorsprong en om die kinderen zelf systematisch en op een gefundeerde wijze op te sporen. Wij geven na de eerste dag steeds een oefening mee: probeer eens in je eigen school m.b.v. de methodes die je hier vandaag leerde, de leervoorsprong van je leerlingen te meten. De reacties spreken boekdelen. "Nooit gedacht dat het zo erg was". "Nooit gedacht dat het er zo veel waren." Of, met een lichte paniek in de stem, "Een meisje dat reeds een klas oversloeg, leverde nog steeds topprestaties op een toets, bestemd voor kinderen die nóg een jaar hoger zitten". Eigenlijk zou elke Vlaamse leerkracht zo'n oefening moeten doen. De resultaten openen werkelijk de ogen.

Artikel 8 van het Decreet Basisonderwijs is evengoed toepasbaar op deze bedreiging voor het ononderbroken leerproces. In het verleden is hieraan echter geen of nauwelijks aandacht geschonken: niet door de overheid, niet door de lerarenopleiding en niet door de scholen.

En de kinderen, zij wachten

Kwaliteit in het onderwijs

Op 24 maart jongstleden hield minister Vandenbroucke in Koekelare een toespraak t.g.v. 50 jaar gemeenschapsonderwijs. Daarin legde hij uit dat de definitie van kwaliteit in het onderwijs die in het pedagogisch project van het Gemeenschapsonderwijs staat, volledig overeenkomt met de zijne. Het allereerste punt van deze definitie luidt volgens de minister
"de hoogst mogelijke leerwinst voor iedere leerling".
De minister voegde hieraan toe:
Want gelijke kansen op middelmatig onderwijs zijn geen echte gelijke kansen. Elke leerling heeft recht op uitstekend onderwijs, op een sterke leeromgeving die hem of haar kansen biedt op een maximale ontplooiing van zijn of haar talenten.


Wij zijn het hiermee volmondig eens. Alleen wordt dit momenteel niet in praktijk gebracht voor 15% van de leerlingen. Zij zitten te wachten op kwaliteitsonderwijs.

De problemen van begaafde kinderen

Op 18 oktober vond in de Plenaire Vergadering een actualiteitsdebat over hoogbegaafde kinderen in het onderwijs plaats. Verschillende volksvertegenwoordigers reageerden zeer alert op eerdere uitlatingen van minister Vandenbroucke door te stellen dat preventie toch wel een essentieel onderdeel van zorg is en ze hadden het over "het voorkomen van problemen in de toekomst". Hiermee schenen ze te verwijzen naar het soort problemen dat nu en dan in de media vermeld wordt: depressiviteit, agressiviteit, slechte werkhouding (niet 'leren leren').

Voor EduRatio zijn deze problemen echter secundaire problemen, die bovendien slechts bij sommige begaafde kinderen optreden, nadat men het primaire probleem gedurende kortere of langere tijd verwaarloosd heeft.

Het primaire probleem is er voor alle kinderen met een grote leervoorsprong: het komt aan het licht wanneer die voorsprong gemeten wordt!

Het primaire probleem is de brutale onderbreking van het leerproces bij uitzonderlijk geavanceerde leerlingen.

Dit primaire probleem heeft zware gevolgen op drie vlakken, waarop we op onze website dieper ingaan.

In het kort:

  1. Kinderen worden geboren met de drang om te leren. Zij hebben het recht om iets bij te leren op school, elke dag.
  2. Jullie kwamen hier naartoe om iets bij te leren. Als dat niet het geval is, dan gaan jullie naar huis met een gevoel van teleurstelling. Als dat zich herhaalt, dan beslissen de meesten om niet meer naar dergelijke bijeenkomsten te gaan. Kinderen hebben deze keuze op school niet: ze moeten gaan, ongeacht het gevoel dat ze hun tijd zitten te verspillen.
  3. Een gevoel van eigenwaarde ontwikkelen mensen door iets succesvol te volbrengen waarvan ze verwachtten dat het moeilijk zou zijn. Dit leerproces wordt aan veel begaafde kinderen niet toegestaan.
Een op 7 kinderen zit in onze Vlaamse scholen tevergeefs te wachten tot dit ook voor hem of haar in praktijk wordt gebracht! Wachten is niet hetzelfde als leren. En leren is waar onderwijs zou moeten rond draaien!

Nota Leerzorg

Ik ga twee stukjes voorlezen uit de laatste versie (30 maart 2007) van de Conceptnota Leerzorg.

In de "indicatiestelling" van leerzorgniveau I (waarin de hoogbegaafde kinderen volgens de minister zitten) lezen we in sectie 3.1 het volgende:

Het onderwijs is zodanig georganiseerd dat een opvoedings- en leeromgeving aanwezig is waarin leerlingen in principe een ononderbroken leerproces kunnen doormaken. […]

Het leer- en ontwikkelingsproces van de leerlingen wordt nauwkeurig opgevolgd met een leerlingvolgsysteem.

Wanneer problemen bij het leren ontstaan, verwerft het schoolteam inzicht in de problemen. Het schoolteam onderzoekt en beschrijft het probleem van afstemming tussen de noden van de leerling en het gangbare aanbod in de klas.
Zoals ik daarnet uitlegde, kunnen we gerust stellen dat een leervoorsprong van een jaar een "probleem bij het leren" is (want het kind leert nauwelijks wat). In de huidige gang van zaken wordt dit probleem echter niet ontdekt, omdat het "nauwkeurig opvolgen met een LVS" waartoe de Conceptnota aanspoort, in geen 10 Vlaamse scholen gebeurt met het oog op het opsporen van een leervoorsprong! Nochtans wordt preventie (terecht) zeer belangrijk geacht in de Conceptnota. Zou hierover wat meer duidelijkheid kunnen geschapen worden?

In de definitie van Cluster I lezen we dan
"Hoogbegaafde leerlingen situeren we ook binnen deze cluster. Hoogbegaafdheid zal niet per definitie leiden tot een probleemaanpak maar het moet wel een aandachtspunt zijn voor de school."


Wij vinden dat deze passage zéér inconsistent is

  • met het belang dat men elders in dezelfde nota hecht aan het ononderbroken leerproces,
  • met het streven naar gelijke onderwijskansen en
  • met de definitie van kwaliteit die de minister hanteert.
"Hoogbegaafdheid zal niet per definitie leiden tot een probleemaanpak" zegt de Conceptnota.

Betekent dit dat de minister het over andere hoogbegaafden heeft dan wij? Een leervoorsprong van een jaar op een of meerdere vlakken is immers een zwaar probleem voor alle kinderen met een grote leervoorsprong. Een probleem, dat volgens bovenstaande indicatiestelling door het schoolteam zou moeten opgelost worden. Volgens die indicatiestelling zou dat moeten leiden tot een probleemaanpak want de kloof tussen de noden van de leerling en het gangbare aanbod in de klas is immers reusachtig!

Of betekent dit dat de minister toch vindt dat er op andere (secundaire) problemen moet gewacht worden? En dat een ononderbroken leerproces alleen belangrijk is bij leerachterstand, maar niet bij leervoorsprong?


Eerder stelde de minister dat hij de hoogbegaafden "puur technisch" niet kon definiëren. Is het dan wel zinvol om over hen te praten?

Indien de Conceptnota niet in het ijle wil praten, lijkt het ons dan ook belangrijk om aan te geven wie nu eigenlijk de hoogbegaafde kinderen zijn, waarover de Conceptnota het heeft. Volgens onze definitie hebben alle hoogbegaafden  (althans op school) een probleem. Volgens de Conceptnota duidelijk niet.  

Een mogelijke oplossing is om het, naast hoogbegaafde kinderen, te hebben over "kinderen met een grote leervoorsprong op een of meerdere domeinen", liefst met kwalificatie van het woord "groot" en met indicatie van de "domeinen" in kwestie. Wat betreft die domeinen is er een eenvoudige vuistregel mogelijk. Als een school een achterstand op bepaalde domeinen remedieert, dan acht die school dit duidelijk een belangrijk leerdomein. Dan lijkt het logisch dat er ook bij een leervoorsprong aan de betreffende leerling de mogelijkheid geboden wordt om een ononderbroken leerproces door te maken. Als een school een achterstand niet remedieert op een bepaald domein, lijkt het ons moeilijk te verantwoorden om aanpassingen door te voeren wanneer op datzelfde domein een voorsprong ontdekt wordt.

Door het indelen van de hoogbegaafde kinderen in Leerzorgniveau I, valt de mogelijkheid weg om deze kinderen op bepaalde tijdstippen apart te nemen (al dan niet in groep). Vooral voor het inrichten van kangoeroeklassen heerst er nog steeds grote onduidelijkheid over het gebruik van lestijden zorg. Leerzorgniveau I betekent binnen de klas. Het is duidelijk dat op die manier de ontluikende initiatieven, bv. rond kangoeroeklassen, de wind uit de zeilen genomen wordt. En dit net op het moment dat de lestijden zorg in het basisonderwijs fors verhoogd werden in CAO-VIII! Honderden schooldirecteurs vroegen doorheen onze handtekeningenacties om extra lestijden zorg, specifiek om hoogbegaafde kinderen te begeleiden. Nu deze lestijden er in 2006 eindelijk kwamen, verbiedt de Conceptnota om ze aan te wenden om deze kinderen met een grote voorsprong op hun klasgenoten buiten de klas te begeleiden.

Kortom, deze Conceptnota (en het op stapel staande Decreet Leerzorg) is een goede kans om eindelijk op wetgevend vlak eens een kader te schetsen waarbinnen kinderen met een leervoorsprong ook een plaats krijgen. Een plaats, waarvoor in dit Vlaamse Parlement al 34 jaar lang gepleit wordt. Een plaats, waarop begaafde kinderen al die tijd zitten te wachten.

Wat kan de overheid in het algemeen doen?

Op onze website geven we enkele zeer concrete ideeën over wat de Vlaamse overheid zou kunnen doen om de kinderen met een leervoorsprong te helpen. Ik pik er in dit korte tijdsbestek enkele uit.

Er is nood aan lestijden zorg specifiek voor begaafde kinderen

Wat betreft de begeleiding van begaafde kinderen in het Vlaamse onderwijs zijn er om drie verschillende redenen lestijden zorg nodig:

  • Op het niveau van de school
    De diagnose voor de meeste zorgnoden (bv. ADHD, dyscalculie, NLD, autisme, ...) gebeurt buiten de school, door externe specialisten. Meestal gebeurt die diagnose nadat er 'problemen' werden vastgesteld, nadat de school tevergeefs trachtte te helpen en vaak nadat er samen met het CLB en de ouders een of meerdere malen overleg werd gepleegd.
    Net zoals bij een leerachterstand, kan het vaststellen van een academische voorsprong daarentegen nergens beter dan binnen de schoolmuren geschieden, door mensen die de kinderen al jaren volgen, met in de school beschikbare instrumenten waarmee de leerkrachten vertrouwd zijn, vooraleer er zich eender welk 'probleem' manifesteert.
    Dit vraagt per school in totaal ongeveer 30 lestijden per jaar
  • Op het niveau van de leerkracht biedt de zorgbegeleider ondersteuning. Niet enkel om de leerkracht bij te scholen i.v.m. de "technieken" (compacteren van leerstof, vervanging van overbodige herhaling door geschikt differentiatiemateriaal, ...) maar ook om te helpen bij de "pretoetsen" (dit zijn toetsen, die voorzien zijn op het einde van een leerstofblok, maar die men afneemt vooraleer men een nieuw leerstofblok aansnijdt, om na te gaan welke leerlingen geen nood meer hebben aan de leerstof uit dat blok). In praktijk blijkt dit zo'n twintig lestijden per jaar in beslag te nemen (wiskundemethode met 15 'blokken', waarbij men telkens twee blokken ineens 'pretoetst', bij de leerlingen van een graad).
  • Op het niveau van de leerling om de leerling individuele hulp te kunnen bieden bij het verwerven van vaardigheden, die hij in de 'gewone' klas moeilijk kan verwerven. In de zgn. "kangoeroeklas" kunnen de kinderen op een gefundeerde manier leren om inspanningen te leveren, om projecten uit te werken, ... Hiervoor zijn in een school elke week minimaal negen lestijden nodig (drie lestijden per graad, het ganse jaar).
Wij hopen dat het Parlement zich beraadt over de beste manier om deze lestijden toe te kennen aan scholen. Moeten deze lestijden gekleurd zijn of niet? Hoe kan de overheid scholen stimuleren om deze zaken daadwerkelijk te doen? In theorie legt de wet dit op aan de scholen, maar het is overduidelijk dat de vraag naar zorg in het verleden reeds ruimschoots de draagkracht van de scholen overschreed, zodat er gekozen werd voor andere prioriteiten. Aan het einde van mijn uiteenzetting geef ik een mogelijke piste.

Eerst wil ik het nog even hebben over het differentiatiemateriaal

Omdat de overheid van onze noorderburen al jarenlang stimulerende maatregelen (subsidies) neemt om hoogbegaafde kinderen te ondersteunen, komt al het materiaal uit Nederland, waar er een hele reeks uitgevers zijn die dergelijk materiaal ontwikkelen. In Vlaanderen ontwikkelt niet een enkele firma materiaal voor hoogbegaafde kinderen, niet voor de screening en niet voor differentiatie! Hierdoor is het niet altijd makkelijk om het materiaal in te zetten: woordenschat en taalgebruik zijn soms beduidend anders en het materiaal sluit niet steeds naadloos aan bij de in Vlaanderen gebruikte methodes. Een cryptogram als "TV-reclame boven het luchtruim" doet bij niet veel Vlaamse kinderen een belletje rinkelen, terwijl hun Nederlandse lotgenoten snel beseffen dat het om de STER gaat.

De Vlaamse overheid zou:
  • ofwel d.m.v. subsidies, bedrijven kunnen aanmoedigen om dergelijk materiaal te ontwikkelen
  • ofwel centraal het materiaal (laten) ontwikkelen

Tot slot wil ik het even hebben over het overslaan van klassen in combinatie met een voorstel van financiering

Weinig 'schoolse' ingrepen zijn zó diep en zó langdurig onderzocht als de "techniek" van het overslaan van een klas en andere vormen van versnelling. Van weinig ingrepen is zó overtuigend vastgesteld dat de resultaten gemiddeld zeer positief zijn indien de beslissing op een objectieve, gefundeerde manier werd genomen. En toch staan zeer veel leerkrachten en ouders erg huiverachtig t.o.v. deze ingreep. Er is dringend nood aan een gefundeerde informatiecampagne rond dit onderwerp. De reusachtige kloof tussen de -zeer stevig wetenschappelijk onderbouwde- theorie en de dagdagelijkse -op emoties en anekdotes gebaseerde- praktijk moet gedicht worden.

Dit is overigens ook om zuiver financiële redenen interessant voor de overheid.

Een leerling, die een jaar overslaat in de basisschool, betekent een besparing van ongeveer 4000EUR per overgeslagen jaar op de begroting van het departement Onderwijs. Op dit ogenblik slaan in Vlaanderen jaarlijks ongeveer 700 leerlingen een jaar over, dat is dus bijna 3 miljoen euro besparing, elk jaar opnieuw. Deze versnellingen komen natuurlijk zeer ten goede aan de versnelde kinderen, zoals uit bovengenoemd wetenschappelijk onderzoek blijkt. Maar begaafde kinderen hebben ook andere noden, meer bepaald op het vlak van differentiatie en groeperen (samenzetten van begaafde kinderen, bv. in een "kangoeroeklas" of voltijds in aparte klassen). Deze twee andere noden zouden minstens gedeeltelijk kunnen gelenigd worden met de som, die men uitspaart door aan hun derde nood (versneld doorheen de leerstof gaan) tegemoet te komen.

Het Parlement zou zich misschien eens kunnen beraden over dit voorstel, bestaande uit twee luiken, waarvan het eerste voor de inkomsten zorgt waarmee het tweede luik gefinancierd wordt.

  • in eerste instantie zou men het aantal versnellingen kunnen verhogen, o.m. door een gerichte informatiecampagne. Een versnelling moet gebaseerd zijn op objectief meetbare factoren, zoals zeer grote schoolse voorsprong op meerdere vakken, niet op een geboortemaand of omdat men nog een extra kind nodig heeft om een klas te kunnen splitsen! Wij menen dat het heel makkelijk haalbaar is om het aantal versnelde kinderen (momenteel 1%) in Vlaanderen opnieuw op het niveau van de jaren '60 van de vorige eeuw te brengen (3%). Resultaat: 9 miljoen euro per jaar!
  • in tweede instantie zou men het uitgespaarde bedrag in jaarlijkse schijven (bv. vijf opeenvolgende jaren) kunnen laten terug vloeien naar de school waar het kind op dat ogenblik ingeschreven is. Op deze manier zouden scholen, die zich in hun pedagogisch project willen inzetten voor begaafde leerlingen, onrechtstreeks 'beloond' worden en middelen krijgen om dit project in praktijk te brengen. We hopen natuurlijk dat de begaafde kinderen even 'at random' verspreid blijven in de scholen als ze dat zijn onder de bevolking. Maar de huidige praktijk wijst uit dat bepaalde scholen een reputatie-effect opbouwen en hierdoor meer begaafde kinderen "aantrekken". Op deze manier zouden deze scholen onrechtstreeks vergoed worden voor hun inspanningen op dit vlak.
Zo, dat was het wat mij betreft.

Ik dank u voor uw aandacht.


Gebruikt jouw school al het stappenplan voor leerlingen met een leervoorsprong?

  ©eduratio.be - Opmerkingen en vragen zijn welkom op info@eduratio.be (of schrijf daar in op onze nieuwsbrief)
Overzicht van de volledige website