Kinderen iets leren wat ze nog niet weten maar waar ze wel aan toe zijn
| ||||||||||||||||
Manieren van prijzen en van kritiek leveren: het ontstaan van kwetsbaarheidIn haar onderzoek ontdekte Dweck dat hulpeloze reacties zelfs voorkwamen bij kleuters van 3,5 jaar oud! Van waar komen deze reacties? Worden kinderen zo geboren?Dweck zegt dat het niet uitgesloten is dat kinderen van bij hun geboorte naar de ene of andere kant neigen: sommigen zijn geboren waaghalzen, ander zijn eerder voorzichtig. Maar de allerbelangrijkste oorzaak van de hulpeloze of doorzettende reacties is volgens haar de manier waarop volwassenen feedback geven aan kinderen: de verschillende soorten kritiek en de manier waarop volwassenen kinderen prijzen, kunnen doorzettende of hulpeloze reacties doen ontstaan. En ze kan dit aantonen met een reeks onderzoeken. In deze onderzoeken werden kinderen volledig willekeurig ingedeeld in groepen, zonder dat er rekening werd gehouden met hun "natuurlijke" instelling. Er kon overtuigend worden aangetoond dat de omgeving zorgde voor de latere doorzettende of hulpeloze reacties, en dit ongeacht de oorspronkelijke instelling van de kinderen. Kritiek werd door Dweck opgesplitst in twee soorten:
Kritiek en de hulpeloze of doorzettende reactiesOm het verband tussen kritiek en reacties te onderzoeken, ging Dweck aan de slag met kleuters. De kleuters speelden een toneeltje met poppen samen met hun leerkracht. De onderzoekers wilden niet het risico lopen om kinderen schade toe te brengen, daarom deden ze dit experiment indirect, via poppen. De poppen speelden een situatie tussen kinderen en een leerkracht. De (poppen) kinderen deden iets verkeerds en de leerkracht (pop) reageerde daarop.In een proef werd er aan de kinderen gevraagd om met hun pop uit te beelden dat ze met vingerverf bezig waren. De pop die de leerkracht uitbeeldde, zei dan dat ze moesten opruimen en dat ze hun handen en zichzelf moesten wassen. Dan moesten de kinderen doen alsof ze dit deden en kwam de pop van de leerkracht controleren. Op dit moment leverde die pop een van drie soorten kritiek, naargelang de groep waarbij het kind in kwestie (willekeurig) ingedeeld was:
Daarna peilde men naar de gevoelens van de kinderen bij alles wat er mee gebeurde. Kinderen uit de strategie-kritiekgroep vertoonden veel warmere gevoelens voor het huis. Men vroeg de kinderen om een vervolg voor het verhaal te verzinnen. De meeste kinderen uit de strategiekritiek-groep bedachten een constructieve oplossing om het probleem op te lossen, terwijl de kinderen uit de persoonskritiek-groep geen einde konden bedenken die de situatie op een aanvaardbare manier oploste. Vergeet niet dat de groepen gelijkaardig waren. Het is ook niet moeilijk om met poppen een verhaal te verzinnen waarbij "alles goed afloopt". En toch vertoonde die ene groep kinderen een zeer hulpeloze reactie. Het leek wel alsof ze het vertrouwen verloren in hun mogelijkheid om problemen effectief aan te pakken! Tevens werd aan de kinderen gevraagd om na te denken over alles wat gebeurd was met het huis, en om te vertellen of dat ze zich nu een slimme jongen/meisje voelden, of een niet slimme jongen/meisje, een brave of geen brave, een lieve of niet lieve. Kinderen uit de strategiegroep antwoordden bijna steeds positieve zaken, kinderen uit de persoonsgroep vooral negatieve zaken. Het verschil was zeer beduidend. Kortom, persoonsgebonden kritiek creëerde het hulpeloze patroon van zelfverwijten, negatieve gevoelens en een gebrek aan constructieve oplossingen. Daarentegen zorgde kritiek op strategieën ervoor dat het kind doorzettende reacties vertoonde. Tussen de twee groepen lagen de kinderen die kritiek op gedrag kregen (via de pop: "Dat is niet wat ik de juiste manier noem"). Hiermee werd duidelijk dat de feedback die kinderen krijgen hen in de ene of andere richting duwt. De feedback die ouders aan hun kinderen geven, heeft dus een zeer krachtig effect op de manier waarop kinderen met problemen omgaan. In het experiment werden immers slechts vier gevallen van feedback (via poppen) gebruikt en toch waren er zeer zware effecten. Ouderlijke gewoontes ervaart het kind elke dag en in veel verschillende situaties. Aanprijzen en hulpeloze/doorzettende reactiesVeel modern opvoedkundig advies raadt aan om kinderen zoveel mogelijk te prijzen, in het bijzonder met lof die op hun totale persoon slaat. Dan zouden ze een goed gevoel hebben over hun bekwaamheid en het zou hun eigendunk vergroten. Hierdoor zouden ze uitdagingen aangaan en doorzetten bij tegenslagen.Heel wat onderzoek (ook van Dweck zelf) ondersteunt dit: het prijzen van bekwaamheid doet de prestaties stijgen. Maar, voegt Dweck er onmiddellijk aan toe, dit gebeurt alleen zolang ze slagen in wat ze doen. Onderzoek had niet uitgezocht wat er gebeurde bij falen! En het onderzoek ging evenmin na of kinderen, na het prijzen van hun bekwaamheid, nieuwe (risicovolle) uitdagende taken aanpakten of dat ze gewoon slim wilden overkomen. Weer werden vier toneeltjes gespeeld met kinderpoppen en een leerkrachtpop. Alle toneeltjes leverden een succes voor de kinderpop op. De kinderen werden opgedeeld in zes groepen. De eerste drie kregen lof over hun persoon of over een kenmerk te horen vanwege de leraarpop:
Na het vierde toneeltje volgden twee scenario's waarin ze vergissingen maakten. Zo bouwden ze bv. een blokkenhuis maar dat had geen ramen. De vergissing werd zonder kritiek door de leerkrachtpop gemeld: "Dat huis heeft geen ramen". De kinderen uit de eerste drie groepen waren erg kwetsbaar: zij vertoonden het meest hulpeloze reactiepatroon. De groepen die het "diepst in hun persoon" geprezen werden, waren later het meest kwetsbaar. De laatste twee groepen vertoonden de meest doorzettende reacties. Zij gaven hun huis nog steeds een positieve beoordeling. De eerste drie groepen gaven het een negatieve. Voelden ze zich slim/niet slim, braaf/niet braaf, lief/niet lief? Weer gaven de kinderen die de lof voor strategie kregen zichzelf hogere beoordelingen. En hoe voelden ze zich in dat laatste scenario? De kinderen moesten een gezichtje aanduiden in een rij (van diep treurig tot heel vrolijk). Kinderen uit de eerste groepen kozen eerder negatieve gezichtjes, kinderen uit de laatste twee groepen kozen eerder lachende gezichtjes. Doorzetting werd ook gemeten. Welke taak wilden de kinderen de volgende dag doen? Eentje uit de succesvolle taken of eentje uit de mislukkingen? Weer tekende zich een duidelijk verschil af: kinderen die geprezen waren om inspanning en strategie wilden opnieuw proberen. En hoe zouden ze het verhaal afmaken? Weer waren de laatste twee groepen een stuk constructiever. Tenslotte vroeg men aan de kinderen of zij geloofden dat een kind dat veel fouten maakt op schoolwerk, een stout kind was. Kinderen uit de eerste drie groepen antwoordden beduidend vaker "Ja" op deze vraag.
(De verschillende pagina's over Dwecks onderzoek zijn ook samen beschikbaar als een enkel PDF bestand[3]) | ||||||||||||||||
|
©eduratio.be - Opmerkingen en vragen zijn welkom op info@eduratio.be (of schrijf daar in op onze nieuwsbrief) | |