Kinderen iets leren wat ze nog niet weten maar waar ze wel aan toe zijn
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In ideale omstandigheden zou een willekeurige factor zoals de maand waarin een kind wordt geboren geen enkele invloed mogen
hebben op de schoolloopbaan of de gezondheid van een kind. In werkelijkheid is die invloed echter duidelijk merkbaar.
Op deze pagina geven we een overzicht van de vele negatieve gevolgen van een geboortedatum die in de zogenaamde
ongunstige maanden ligt. De oorzaak hiervan is de gang van zaken in ons jaarklassensysteem. Onderaan deze pagina sluiten we af
met een reeks maatregelen die men op school kan nemen om dit effect minstens gedeeltelijk te compenseren.
De invloed van de geboortemaand op de schoolloopbaanHet zogenaamde geboortemaandeffect (Eng. Relative Age Effect of RAE) wordt al vele decennia lang vastgesteld in onderwijs en sport. Het is een rechtstreeks gevolg van het jaarklassensysteem, waarbij kinderen samengebracht worden op basis van hun leeftijd. Dit leidt ertoe dat binnen een klasgroep de jongste kinderen (geboren in december) een jaar jonger zijn dan de oudsten (geboren in januari). In de kleuterschool en in de eerste leerjaren is dit een relatief groot verschil. De oudste kinderen in een derde kleuterklas zijn namelijk op 1 september ongeveer 21% ouder dan de jongsten: 5 jaar en 8 maanden (68 maanden) in vergelijking met 4 jaar en 8 maanden (56 maanden). In latere leerjaren wordt dit verschil relatief veel kleiner. Tussen een kind van 10 jaar oud en eentje van 11 jaar oud zit nog maar 10% verschil.Dit verschil maakt het voor leerkrachten moeilijk om het niveau van kinderen correct in te schatten. Vaak vergelijkt men (onbewust) de kinderen meer met het klasgemiddelde dan met zichzelf of met leeftijdsgenoten (geboortemaandgenoten). In 1971 bracht Dr. Klaas Doornbos voor de eerste keer in ons taalgebied op grondige wijze de problemen in kaart. Hij schreef
Leuvens onderzoekster Bieke De Fraine[1] somde in haar thesis (De Fraine, 1997[2]) onder andere deze gevolgen op:
De Fraine waarschuwt:
Twee gangbare opvattingen en de ware oorzaakVoor we dieper ingaan op de gevolgen van het geboortemaandeffect en een aantal oplossingen voorstellen, willen we eerst twee misverstanden uit de weg ruimen en tot de kern van de zaak doordringen.Sommigen leiden uit de problematiek van het geboortemaandeffect namelijk af, dat het in alle gevallen nadelig is om als jonge leerling in een klasgroep te zitten. Zij menen dat het steeds beter is om de oudste van de klas te zijn. Dit uit zich in de praktijk op twee manieren, die beide een averechts effect sorteren: ze versterken de negatieve gevolgen van het geboortemaandeffect! "Bij twijfel liever doorkleuteren"Sommigen menen dat het geboortemaandeffect een goed argument vormt voor het "nog even laten doorkleuteren" van de jongste kleuters. Het is echter vaak precies een argument voor het omgekeerde.Zoals reeds bleek uit het onderzoek van Doornbos ontmoedigt men al te vaak de jongste leerlingen in de klas in wat Doornbos de decimeringscyclus noemt:
Doorkleuteren en zittenblijven voor de jongste kinderen in een klasgroep zijn duidelijk niet de juiste manieren om het geboortemaandeffect aan te pakken. Bij gedoubleerde kinderen zijn de verwachtingen vaak omlaag bijgesteld en het onderwijsaanbod ook. En dat is slecht voor de leerprestaties. "Na versnelling is een kind de jongste van de klas en dus kwetsbaarder"Anderen menen dat deze problematiek een argument is tegen het versnellen van leerlingen. Ook dit klopt niet: als een leerling reeds werkt op het niveau van leerlingen van een jaar ouder, dan kan het geen kwaad om hem -na rijp beraad- een jaar te laten overslaan. Zoals elders[4] op deze website wordt uiteengezet, is dat helemaal niet schadelijk voor de cognitieve, sociale of emotionele ontwikkeling van die leerling, wel integendeel. De geboortemaand mag slechts een minieme rol spelen in de beslissing om al dan niet een jaar over te slaan. De resultaten op genormeerde testen boven niveau spelen de grootste rol in het nemen van een versnellingsbeslissing. Als een leerling niets meer kan bijleren in zijn huidig leerjaar en duidelijk goed zal meekunnen in een hoger leerjaar, dan kan het helemaal geen kwaad dat hij in dat hogere leerjaar de jongste van de klas zal worden.De oorzaak van het probleemAls belangrijke oorzaak noemt Doornbos de macht van de beoordelingsgewoonten van onderwijzend personeel in het klassikale stelsel, meer bepaald wat hij de relatieve prestatiebeoordeling noemt: kinderen worden vergeleken met elkaar (hun positie in de groep) in plaats van met zichzelf (hun eigen evolutie).Hij beschrijft hierbij een Brits onderzoek waarbij men een IQ-test afnam van 2885 kinderen. Daarna toonde men de testresultaten aan de leerkrachten van deze kinderen en men vroeg hen om aan te geven of zij vonden dat de resultaten hoger of lager waren dan zij verwachtten. Voor 216 kinderen vonden de leerkrachten de resultaten lager dan hun verwachting, voor 94 kinderen vonden ze deze te hoog. De afkapdatum voor toetreding tot school was 1 september in dit geval. De verdeling van de geboortemaanden van de kinderen waarover de leerkrachten een afwijkende mening hadden, spreekt boekdelen. De leerkrachten schatten de oudste leerlingen (geboren tussen september en december) vaker hoger in dan wat blijkt uit een IQ-test. De jongsten daarentegen (geboren mei-augustus) schatten zij vaker lager in!
Geboren in december: minder vaak naar de universiteitWij onderzochten de geboortemaanden van de eerstejaarsstudenten aan de Vlaamse universiteiten in schooljaar 2003-2004. Uit deze cijfers[5] blijkt dat per duizend Vlaamse kinderen:
Overslaan van een klasUit wetenschappelijke literatuur (Assouline e.a 2003[6]; Collangelo e.a. 2004[7]) blijkt op erg overtuigende wijze dat het overslaan van een of meer klassen voor sommige kinderen een zeer doeltreffende ingreep is, op voorwaarde dat de beslissing op gefundeerde en zo objectief mogelijke wijze gebeurt.Uit onderzoek (Assouline e.a. 2003[8]) blijkt dat grote schoolse voorsprong op verschillende vlakken een zeer belangrijke factor is, terwijl zaken als lichaamslengte of geboortemaand een zeer klein gewicht dienen te krijgen in het beslissingsproces rond het overslaan van een klas. In de praktijk blijkt de geboortemaand echter een extreem beduidende rol te spelen. Tussen 1981 en 1987 werden in Vlaanderen 472.242 kinderen geboren. 0,9% (4.228) onder hen kwamen een jaar vervroegd in het secundair onderwijs: 1897 jongens en 2331 meisjes. Van de versnelde jongens waren er 47% (893) geboren in de maand januari, van de meisjes 51% (1193).
Bij een kind geboren in januari wordt in ons onderwijssysteem dus meer dan twee keer zo vaak beslist om het een jaar te laten overslaan, dan bij een kind geboren in februari. En februarikinderen worden ongeveer twee keer zo vaak versneld als maartkinderen! Een paar weken leeftijdsverschil hebben klaarblijkelijk een fenomenale invloed op het beslissingsproces rond versnelling in onze scholen. Bij meisjes is dit effect nog veel groter dan bij jongens. Zij ontwikkelen zich sneller dan jongens, waardoor zij (indien zij tevens in een gunstige maand geboren werden) vaker versneld worden. Hierdoor zijn er bij de versnelde kinderen geboren in januari 1/3 meer meisjes dan jongens. In de latere geboortemaanden zijn er echter maar half zoveel meisjes als jongens onder de versnelden! Nochtans kunnen we rustig aannemen dat ontwikkelingssnelheid niet afhangt van de geboortemaand. Hoogst waarschijnlijk is de reden eenvoudigweg dat jongens die zich vervelen veel vaker de boel op stelten zetten (de clown uithangen, agressief worden, uitdagend gedrag op school en thuis, weigeren om naar school te gaan, ...), terwijl meisjes zich eerder conformerend schikken in hun lot (waarbij sommigen weliswaar depressief worden). Bij jongens zal verveling dus makkelijker opvallen dan bij meisjes. Hierdoor krijgen jongens, ondanks hun minder gunstige geboortemaand, toch nog iets vaker de kans om te versnellen dan meisjes. Doorverwijzing naar het buitengewoon onderwijsWim Thienpont publiceerde in 1993 in Caleidoscoop een artikel onder de titel "Invloed van het jaarklassensysteem op de schoolloopbaan"[11]. Daarin beschrijft hij o.a. de overrepresentatie in het buitengewoon onderwijs (types 1 en 8) van kinderen, geboren in november en december. En dat terwijl het toch wel "specialisten" zouden moeten zijn die het kind beoordelen alvorens het doorverwezen wordt naar het buitengewoon onderwijs. Daarnaast bleek het gemiddeld IQ van de doorverwezen november- en decemberkinderen hoger te liggen dan bij januari- en februarikinderen. Tevens werden de januari- en februarikinderen vaak later doorverwezen.EduRatio ging na of deze situatie intussen veranderd is. Dit blijkt niet het geval te zijn. Er zitten in het Vlaamse Buitengewoon Onderwijs beduidend meer kinderen geboren in november of december dan kinderen geboren in januari of februari. In schooljaren 1997-1998 tot en met 2007-2008 passeerden er bijvoorbeeld in totaal 33.011 elfjarige jongens en 20.428 elfjarige meisjes doorheen het Vlaamse Buitengewoon Basisonderwijs. Voor de elfjarigen in het Buitengewoon Basisonderwijs zag de toestand er bijvoorbeeld als volgt uit:
De cijfers[12] in het Buitengewoon Basisonderwijs en in het Buitengewoon Secundair Onderwijs laten er weinig twijfel over bestaan. Op dit ogenblik (november 2008) bereidt minster Vandenbroucke zijn Decreet Leerzorg voor, dat het recht op inclusief onderwijs behoorlijk zal uitbreiden. Het lijkt daarom meer dan ooit noodzakelijk dat de doorverwijzingsprocedures en de uit te werken inschaling rekening houden met de relatieve leeftijden binnen eenzelfde klasgroep. Psychische aandoeningenVerschillende onderzoekers hebben een duidelijk verband ontdekt tussen het voorkomen van allerlei psychische aandoeningen en de maand waarin kinderen geboren worden. Salib (Salib e.a. 2006[13]) ontdekte dat kinderen geboren in Wales en Engeland tussen april en juni als volwassenen vaker zelfmoord pleegden. Deze onderzoekers meenden dat de oorzaak te zoeken was in omgevingsfactoren (voeding, zonlicht, temperatuur, ...) tijdens de periode dat er cruciale ontwikkelingen in de foetus plaatsvonden. Dit onderzoek vond ruime weerklank in de media (Gezondheid.be 2006[14]; Trouw 2006[15]).De onderzoekers zagen echter over het hoofd dat de werkelijke oorzaak overduidelijk te vinden was in het jaarklassensysteem! Dit blijkt namelijk uit onderzoek dat hun landgenoten (Goodman e.a. 2003[16]) drie jaar eerder beschreven. Deze onderzoekers vonden in Wales en Engeland gelijkaardige cijfers als Salib. Maar in Schotland bleken de risicomaanden november t.e.m. februari te zijn. Deze onderzoekers legden een duidelijke link bloot met de afkapdata voor de school. Amerikaanse onderzoekers (Polizzi e.a. 2007) vonden een duidelijk hoger aantal kinderen met emotionele en gedragsproblemen met geboortemaanden juni tot en met augustus in Georgia, waar zoals in de meeste Amerikaanse scholen een afkapdatum van 1 september gehanteerd wordt. Het volgend overzicht van al deze onderzoeken maakt de samenhang duidelijk:
Maatregelen ter vermindering van het geboortemaandeffectDe verschillende onderzoekers stellen een reeks mogelijke maatregelen voor om de gevolgen van het geboortemaandeffect te beperken.Beoordeling in de klasBij de beoordeling van leerlingen zouden leerkrachten zoveel mogelijk rekening moeten houden met de relatieve leeftijd van elk kind. Al te vaak krijgen de jongere kinderen in een klas veel lagere rapportcijfers dan de ouderen. De toetsresultaten van de kinderen in de volgorde van hun geboortedatum ordenen, verschaft vaak heel wat inzicht in de werkelijke "waarde" van de prestaties van elk kind.Het loont de moeite om de geboortedatum te noteren in het klasregister, zodat men ook in de dagdagelijkse praktijk of wanneer men kinderen een vraag stelt, weet in welke relatieve leeftijdscategorie een bepaald kind zich bevindt. Genormeerde testenIndien een test (zoals het LVS VCLB) slechts één normering per jaar heeft, dan loont het de moeite om de resultaten eens te bekijken nadat men de leerlingen in de volgorde van hun geboortedatum plaatste. Vaak merkt men dan dat de hoogste scores behaald werden door de oudste leerlingen in de klas en de laagste scores door de jongsten. Dit helpt om inzicht te verkrijgen in de invloed van het geboortemaandeffect in de eigen klas. Percentiel 30 voor een leerling geboren in januari of februari is veel problematischer dan percentiel 25 voor een leerling geboren in november of december, vooral in de laagste leerjaren of de kleuterklas.Voor de toets Rekenbegrip Derde Kleuterklas[17] maakte EduRatio een normeringstabel per twee geboortemaanden. Hieruit blijkt dat voor die test een percentiel 16 voor sommigen overeenkomt met een percentiel 39 voor anderen. Door dergelijke opgesplitste normtabellen te gebruiken i.p.v. de normtabel voor een heel geboortejaar:
Doorverwijzing naar het Buitengewoon OnderwijsDoornbos gaf de volgende raad met betrekking tot de doorverwijzing naar het Buitengewoon Onderwijs:
Ook in de sportDat het bovenstaande niet enkel een probleem is in het onderwijs, bewijzen de talloze onderzoeken rond het geboortemaandeffect in de sport. Een treffende illustratie vormt de geboortemaandverdeling van voetballers in eerste klasse[18].
Ook in de Belgische tenniswereld[19] slagen kinderen geboren in de tweede jaarhelft er nagenoeg nooit in om tot toptennis door te stoten. Omdat het duidelijk is dat heel wat kinderen onvoldoende de kans krijgen om hun sportieve talenten te ontwikkelen, tracht men in de sportwereld al enkele jaren om hieraan wat te verhelpen (Musch 2001; Helsen e.a. 2005; Kennislink 2005; Brinkman 2000). BESLUITBijna veertig jaar nadat Klaas Doornbos deze problemen in ons taalgebied in kaart bracht, hopen wij dat ook ons onderwijssysteem oplossingen zal uitwerken voor deze zeer ernstige situatie.Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
©eduratio.be - Opmerkingen en vragen zijn welkom op info@eduratio.be (of schrijf daar in op onze nieuwsbrief) | |