Kinderen iets leren wat ze nog niet weten maar waar ze wel aan toe zijn
| |||||||||||||||||||
De aanwezige volksvertegenwoordigers ontvingen een ietwat uitgebreidere versie[3] (PDF, 460KB). In mijn betoog vandaag zou ik het willen hebben over vier zaken:
Over wie hebben wij het?Twee jaar geleden plaatsten wij op onze website een overzicht van alle initiatieven die in dit Vlaams Parlement (en zijn voorgangers de Vlaamse Raad en de Cultuurraad) al genomen werden rond begaafde leerlingen. In maart 1973 beet Herman De Croo de spits af. Hij mijmerde hardop over de mogelijkheid om sneller doorheen het secundair te kunnen stromen en over de oprichting van enkele speciale scholen.In de drie daarop volgende decennia volgde de ene vraag om uitleg op de andere hoorzitting. Een van de zaken die opvielen, was een steeds weerkerend argument in het antwoord van de laatste drie ministers (Luc Van den Bossche, Marleen Vanderpoorten en Frank Vandenbroucke). Dat argument luidde dat het moeilijk was om deze leerlingen te "identificeren" en dat er geen "eenduidige definitie" was. Minister Vandenbroucke hanteerde dit argument de laatste keer op 14 oktober 2006 in een toespraak t.g.v. 20 jaar BEKINA. De minister zei toen:
Aanvankelijk vonden wij dat de ministers een eerder zwak excuus hanteerden om niks hoeven te doen. Gaandeweg begonnen we echter in te zien dat de definitie inderdaad een probleem vormde. Soms gaf een vraagsteller zijdelings aan over welke leerlingen het ging, maar dit werd nooit heel duidelijk gesteld. Steeds bleef er een waas van mysterie hangen. Dit wordt natuurlijk nog in de hand gewerkt door de karikaturen die steevast in de media opgevoerd worden, met als meest recente dieptepunt "Mathias" in "Wittekerke". Ook vandaag zal het voor jullie zonder twijfel een uitdaging worden om doorheen de bomen het bos te zien. Elke spreker legt immers andere accenten. Daarom willen wij alvast trachten om zo duidelijk en concreet mogelijk te zeggen over wie wij het hebben. Wij hebben het over de kinderen, die op 1 september reeds voor een zeer groot deel beheersen wat zij verondersteld worden te "leren" tijdens het komende schooljaar (of in sommige gevallen tijdens de komende schooljaren). Deze kinderen kunnen op relatief eenvoudige wijze ontdekt worden door het afnemen van genormeerde testen, bestemd voor hogere leerjaren. Wanneer een kind bijvoorbeeld op een genormeerde test LVS Wiskunde, bestemd voor kinderen die reeds 1 jaar verder zitten in hun schoolloopbaan, nog steeds een C-score of hoger haalt (d.w.z. niet uit de boot zou vallen indien het een jaar hoger moest zitten), dan kunnen we gerust stellen dat het een leervoorsprong van minstens een jaar heeft op het vlak van wiskunde. Zo kan men ook een test Begrijpend Lezen afnemen en op dat vlak de voorsprong bepalen. Vijftien percent kinderen in Vlaamse scholen blijken een leervoorsprong van een jaar op hun leeftijdsgenoten te bezitten op ofwel Wiskunde, ofwel Begrijpend Lezen, ofwel allebei. Velen van hen hebben een nog grotere voorsprong. Jullie hoeven ons niet op ons woord te geloven. Het volstaat om de procedure[4], tot in de kleinste details beschreven op onze website, te volgen in een school naar keuze. Wij namen de proef op de som bij ongeveer 1000 leerlingen in 4 scholen. Ongeveer 150 bleken minstens een dergelijke voorsprong te hebben. Ik zou nu graag even wat breder kijken naar de betekenis van begrippen als onderwijs, kwaliteit, gelijke kansen en leerproblemen. Wat betekenen deze begrippen voor de 15% Vlaamse kinderen waarover wij het hebben? Van DaleHet Van Dale Groot Woordenboek van de Nederlandse taal geeft de volgende definitie van onderwijs
Van Dale stelt dus dat men niet van "onderwijs" kan spreken indien er geen "overdracht van kennis en kunde" is. De vraag is: "Hoe kunnen we ervoor zorgen dat dit ook voor de 15% kinderen, waarover wij het hebben, gebeurt?" Een leervoorsprong wordt vandaag niet systematisch opgespoord. Nochtans is de kans op onderwijs, op overdracht van kennis en kunde, zeer klein bij een kind, dat op 1 september al voor een groot deel beheerst wat het pas tegen 30 juni van het volgende jaar zou moeten 'leren'. En intussen wacht 15% van de Vlaamse kinderen op "onderwijs". LeerproblemenBij leerproblemen is bijna altijd sprake van een (te) grote kloof tussen het niveau van het kind en het niveau van het aangeboden curriculum. Als een kind bijvoorbeeld een te grote achterstand oploopt, komen de onderwijskansen, de kans op overdracht van kennis, in het gedrang. Het kind kan geen kennis verwerven, omdat het de vaardigheden, nodig om de aangeboden leerstof te verwerken, nog niet voldoende beheerst.In dit geval moet er remediëring volgen om het kind weer aansluiting te laten vinden bij de leerstof. De Vlaamse wetgevers achtten dit zo belangrijk, dat ze hierover het volgende schreven in het Decreet Basisonderwijs (Artikel 8):
Indien nodig moet men dus volgens de wetgever de omgeving aanpassen om een onderbreking in het leerproces te voorkomen. Als we echter de kinderen met een grote leervoorsprong op hun leeftijdsgenoten bekijken, dan zijn er in Vlaanderen op dit ogenblik geen 10 scholen waarin men dit voor hen in praktijk brengt. Op geregelde tijdstippen organiseren wij cursussen voor leerkrachten, CLB medewerkers en directeurs van basisscholen. Het doel is om hen in staat te stellen om zelf een beleid uit te stippelen rond kinderen met een leervoorsprong en om die kinderen zelf systematisch en op een gefundeerde wijze op te sporen. Wij geven na de eerste dag steeds een oefening mee: probeer eens in je eigen school m.b.v. de methodes die je hier vandaag leerde, de leervoorsprong van je leerlingen te meten. De reacties spreken boekdelen. "Nooit gedacht dat het zo erg was". "Nooit gedacht dat het er zo veel waren." Of, met een lichte paniek in de stem, "Een meisje dat reeds een klas oversloeg, leverde nog steeds topprestaties op een toets, bestemd voor kinderen die nóg een jaar hoger zitten". Eigenlijk zou elke Vlaamse leerkracht zo'n oefening moeten doen. De resultaten openen werkelijk de ogen. Artikel 8 van het Decreet Basisonderwijs is evengoed toepasbaar op deze bedreiging voor het ononderbroken leerproces. In het verleden is hieraan echter geen of nauwelijks aandacht geschonken: niet door de overheid, niet door de lerarenopleiding en niet door de scholen. En de kinderen, zij wachten… Kwaliteit in het onderwijsOp 24 maart jongstleden hield minister Vandenbroucke in Koekelare een toespraak t.g.v. 50 jaar gemeenschapsonderwijs. Daarin legde hij uit dat de definitie van kwaliteit in het onderwijs die in het pedagogisch project van het Gemeenschapsonderwijs staat, volledig overeenkomt met de zijne. Het allereerste punt van deze definitie luidt volgens de minister
Wij zijn het hiermee volmondig eens. Alleen wordt dit momenteel niet in praktijk gebracht voor 15% van de leerlingen. Zij zitten te wachten op kwaliteitsonderwijs. De problemen van begaafde kinderenOp 18 oktober vond in de Plenaire Vergadering een actualiteitsdebat over hoogbegaafde kinderen in het onderwijs plaats. Verschillende volksvertegenwoordigers reageerden zeer alert op eerdere uitlatingen van minister Vandenbroucke door te stellen dat preventie toch wel een essentieel onderdeel van zorg is en ze hadden het over "het voorkomen van problemen in de toekomst". Hiermee schenen ze te verwijzen naar het soort problemen dat nu en dan in de media vermeld wordt: depressiviteit, agressiviteit, slechte werkhouding (niet 'leren leren').Voor EduRatio zijn deze problemen echter secundaire problemen, die bovendien slechts bij sommige begaafde kinderen optreden, nadat men het primaire probleem gedurende kortere of langere tijd verwaarloosd heeft. Het primaire probleem is er voor alle kinderen met een grote leervoorsprong: het komt aan het licht wanneer die voorsprong gemeten wordt! Het primaire probleem is de brutale onderbreking van het leerproces bij uitzonderlijk geavanceerde leerlingen. Dit primaire probleem heeft zware gevolgen op drie vlakken, waarop we op onze website dieper ingaan. In het kort:
Nota LeerzorgIk ga twee stukjes voorlezen uit de laatste versie (30 maart 2007) van de Conceptnota Leerzorg.In de "indicatiestelling" van leerzorgniveau I (waarin de hoogbegaafde kinderen volgens de minister zitten) lezen we in sectie 3.1 het volgende:
In de definitie van Cluster I lezen we dan
Wij vinden dat deze passage zéér inconsistent is
Betekent dit dat de minister het over andere hoogbegaafden heeft dan wij? Een leervoorsprong van een jaar op een of meerdere vlakken is immers een zwaar probleem voor alle kinderen met een grote leervoorsprong. Een probleem, dat volgens bovenstaande indicatiestelling door het schoolteam zou moeten opgelost worden. Volgens die indicatiestelling zou dat moeten leiden tot een probleemaanpak want de kloof tussen de noden van de leerling en het gangbare aanbod in de klas is immers reusachtig! Of betekent dit dat de minister toch vindt dat er op andere (secundaire) problemen moet gewacht worden? En dat een ononderbroken leerproces alleen belangrijk is bij leerachterstand, maar niet bij leervoorsprong? Eerder stelde de minister dat hij de hoogbegaafden "puur technisch" niet kon definiëren. Is het dan wel zinvol om over hen te praten? Indien de Conceptnota niet in het ijle wil praten, lijkt het ons dan ook belangrijk om aan te geven wie nu eigenlijk de hoogbegaafde kinderen zijn, waarover de Conceptnota het heeft. Volgens onze definitie hebben alle hoogbegaafden (althans op school) een probleem. Volgens de Conceptnota duidelijk niet. Een mogelijke oplossing is om het, naast hoogbegaafde kinderen, te hebben over "kinderen met een grote leervoorsprong op een of meerdere domeinen", liefst met kwalificatie van het woord "groot" en met indicatie van de "domeinen" in kwestie. Wat betreft die domeinen is er een eenvoudige vuistregel mogelijk. Als een school een achterstand op bepaalde domeinen remedieert, dan acht die school dit duidelijk een belangrijk leerdomein. Dan lijkt het logisch dat er ook bij een leervoorsprong aan de betreffende leerling de mogelijkheid geboden wordt om een ononderbroken leerproces door te maken. Als een school een achterstand niet remedieert op een bepaald domein, lijkt het ons moeilijk te verantwoorden om aanpassingen door te voeren wanneer op datzelfde domein een voorsprong ontdekt wordt. Door het indelen van de hoogbegaafde kinderen in Leerzorgniveau I, valt de mogelijkheid weg om deze kinderen op bepaalde tijdstippen apart te nemen (al dan niet in groep). Vooral voor het inrichten van kangoeroeklassen heerst er nog steeds grote onduidelijkheid over het gebruik van lestijden zorg. Leerzorgniveau I betekent binnen de klas. Het is duidelijk dat op die manier de ontluikende initiatieven, bv. rond kangoeroeklassen, de wind uit de zeilen genomen wordt. En dit net op het moment dat de lestijden zorg in het basisonderwijs fors verhoogd werden in CAO-VIII! Honderden schooldirecteurs vroegen doorheen onze handtekeningenacties om extra lestijden zorg, specifiek om hoogbegaafde kinderen te begeleiden. Nu deze lestijden er in 2006 eindelijk kwamen, verbiedt de Conceptnota om ze aan te wenden om deze kinderen met een grote voorsprong op hun klasgenoten buiten de klas te begeleiden. Kortom, deze Conceptnota (en het op stapel staande Decreet Leerzorg) is een goede kans om eindelijk op wetgevend vlak eens een kader te schetsen waarbinnen kinderen met een leervoorsprong ook een plaats krijgen. Een plaats, waarvoor in dit Vlaamse Parlement al 34 jaar lang gepleit wordt. Een plaats, waarop begaafde kinderen al die tijd zitten te wachten. Wat kan de overheid in het algemeen doen?Op onze website geven we enkele zeer concrete ideeën over wat de Vlaamse overheid zou kunnen doen om de kinderen met een leervoorsprong te helpen. Ik pik er in dit korte tijdsbestek enkele uit.Er is nood aan lestijden zorg specifiek voor begaafde kinderenWat betreft de begeleiding van begaafde kinderen in het Vlaamse onderwijs zijn er om drie verschillende redenen lestijden zorg nodig:
Eerst wil ik het nog even hebben over het differentiatiemateriaalOmdat de overheid van onze noorderburen al jarenlang stimulerende maatregelen (subsidies) neemt om hoogbegaafde kinderen te ondersteunen, komt al het materiaal uit Nederland, waar er een hele reeks uitgevers zijn die dergelijk materiaal ontwikkelen. In Vlaanderen ontwikkelt niet een enkele firma materiaal voor hoogbegaafde kinderen, niet voor de screening en niet voor differentiatie! Hierdoor is het niet altijd makkelijk om het materiaal in te zetten: woordenschat en taalgebruik zijn soms beduidend anders en het materiaal sluit niet steeds naadloos aan bij de in Vlaanderen gebruikte methodes. Een cryptogram als "TV-reclame boven het luchtruim" doet bij niet veel Vlaamse kinderen een belletje rinkelen, terwijl hun Nederlandse lotgenoten snel beseffen dat het om de STER gaat.De Vlaamse overheid zou:
Tot slot wil ik het even hebben over het overslaan van klassen in combinatie met een voorstel van financieringWeinig 'schoolse' ingrepen zijn zó diep en zó langdurig onderzocht als de "techniek" van het overslaan van een klas en andere vormen van versnelling. Van weinig ingrepen is zó overtuigend vastgesteld dat de resultaten gemiddeld zeer positief zijn indien de beslissing op een objectieve, gefundeerde manier werd genomen. En toch staan zeer veel leerkrachten en ouders erg huiverachtig t.o.v. deze ingreep. Er is dringend nood aan een gefundeerde informatiecampagne rond dit onderwerp. De reusachtige kloof tussen de -zeer stevig wetenschappelijk onderbouwde- theorie en de dagdagelijkse -op emoties en anekdotes gebaseerde- praktijk moet gedicht worden.Dit is overigens ook om zuiver financiële redenen interessant voor de overheid. Een leerling, die een jaar overslaat in de basisschool, betekent een besparing van ongeveer 4000EUR per overgeslagen jaar op de begroting van het departement Onderwijs. Op dit ogenblik slaan in Vlaanderen jaarlijks ongeveer 700 leerlingen een jaar over, dat is dus bijna 3 miljoen euro besparing, elk jaar opnieuw. Deze versnellingen komen natuurlijk zeer ten goede aan de versnelde kinderen, zoals uit bovengenoemd wetenschappelijk onderzoek blijkt. Maar begaafde kinderen hebben ook andere noden, meer bepaald op het vlak van differentiatie en groeperen (samenzetten van begaafde kinderen, bv. in een "kangoeroeklas" of voltijds in aparte klassen). Deze twee andere noden zouden minstens gedeeltelijk kunnen gelenigd worden met de som, die men uitspaart door aan hun derde nood (versneld doorheen de leerstof gaan) tegemoet te komen. Het Parlement zou zich misschien eens kunnen beraden over dit voorstel, bestaande uit twee luiken, waarvan het eerste voor de inkomsten zorgt waarmee het tweede luik gefinancierd wordt.
Ik dank u voor uw aandacht. | |||||||||||||||||||
|
©eduratio.be - Opmerkingen en vragen zijn welkom op info@eduratio.be (of schrijf daar in op onze nieuwsbrief) | |