Uw handtekening maakt het verschil!
|
Steun onze handtekeningenactie voor meer lestijden zorg in het basisonderwijs en een alternatief financieringssysteem voor de opvang van
leerlingen met een leervoorsprong.
Reacties kan U geven op ons e-mailadres.
Vergeet niet om uw e-mail af te sluiten met een 'handtekening' (bv. "Toon Janssens, directeur Vrije Basisschool 't Kapoentje, Zwamzele").
Als je niet veel tijd hebt: een zinnetje als "Ik ondersteun het standpunt op http://www.eduratio.be/leerzorg.html" (samen met uw 'handtekening') volstaat!
Wij:
- zullen deze handtekeningen verzamelen in een lijst, er kwamen reeds 701 handtekeningen[1] binnen.
- sturen de lijst van handtekeningen door naar het Kabinet van Minister Vandenbroucke.
- publiceren de meningen
en opmerkingen op onze website (zonder vermelding van de naam
van de schrijver, aangezien het hier soms over heel erg persoonlijke
getuigenissen gaat die dikwijls liever anoniem gebeuren), onder de handtekeningenlijst[2].
|
Korte inhoud
Op 19 december 2005 publiceerde minister Vandenbroucke zijn Discussienota hervorming onderwijs voor kinderen met specifieke behoeften[3],
waarin hij voorstelde om "vanaf 1 september 2009 geleidelijk een grondige hervorming (door te voeren) van het onderwijs
voor kinderen met specifieke leer- en zorgbehoeften". In deze nota, met als titel "Leerzorg in het onderwijs. Een kader voor zorg op maat
van elk kind", stelt de minister voor om alle leerlingen, die 'zorg' nodig hebben, op te delen in vier clusters:
- geen beperkingen (alle leerlingen die niet onder de andere clusters
vallen. Hierbij zijn ook leerlingen die extra aandacht nodig hebben, bv.
omwille van een anderstalige thuis)
- beperkingen bij het leren (bv. dyslexie)
- functiebeperkingen (bv. slechthorend)
- beperkingen in de sociale interactie (bv. autisme)
Tot onze tevredenheid vermeldt de minister ook hoogbegaafde kinderen in een cluster, meerbepaald in cluster 1:
2.1. Doelgroep cluster 1: geen beperkingen
De grootste groep leerlingen hoort tot de eerste cluster. Die groep heeft geen beperkingen of
ontwikkelingsstoornissen. Dat betekent niet dat het bij al deze leerlingen op school van een leien dakje
loopt. Elke leerling kan op een bepaald ogenblik een probleem hebben, dat tijdelijk extra zorg vraagt.
Een aantal van hen heeft problemen omwille van specifieke omstandigheden (verhuizing,
echtscheiding van de ouders...). Anderen geraken achterop omwille van de socio-economische en/of
socio-culturele situatie thuis. Dit zijn de leerlingen die vandaag voldoen aan een of meerdere
gelijkekansenindicatoren. Zij horen ook tot de doelgroep van cluster 1. Als de school met deze groep
jongeren gericht en adequaat kan omgaan, is de kans kleiner dat zij in problematische leersituaties
verzeilen.
Al deze leerlingen brengen we onder in de eerste cluster: geen beperkingen. Als zij problemen hebben,
moeten het zorgbeleid en het gelijke onderwijskansenbeleid van de school dit kunnen opvangen.
Ook leerlingen die geen beperkingen hebben, maar wel problemen omwille van persoonlijke
kenmerken zoals hoogbegaafdheid, hebben we in deze cluster opgenomen. Het onderwijsaanbod kan
bv. op hun tempo worden afgestemd door individuele opdrachten.
Kansarme leerlingen kunnen ook in de andere clusters voorkomen, waar hun kansarmoede uiteraard
een bijkomend aandachtspunt vormt.
|
Naast de clusters worden er vier zorgniveaus gespecifieerd: "De mate waarin het onderwijs moet worden aangepast, bepaalt het zorgniveau. Op het laagste
zorgniveau zijn geen aanpassingen nodig. Het aantal aanpassingen verhoogt van niveau II tot niveau IV."
Vermits Zorgniveaus III en IV verwijzen naar bijzonder onderwijs (en er geen bijzonder onderwijs voor hoogbegaafde kinderen bestaat) en vermits
bij Zorgniveau II aangegeven wordt dat het verwerven van een diploma of eindgetuigschrift "vergemakkelijkt" (3.2) wordt, nemen we aan dat de
hoogbegaafde leerlingen in Zorgniveau I, cluster 1 terechtkomen. Over deze combinatie zegt de discussienota:
3.1.1.Cluster 1: geen beperkingen
De zorg die sommige leerlingen in deze cluster op zorgniveau I nodig hebben kan in de klasgroep
worden aangeboden. Elke leerling kan wel eens hulp nodig hebben voor een korte periode. De
problematiek is occasioneel en tijdelijk. De ondersteuning daarvoor kan komen uit het gezondheids- of
zorgbeleid van de school, dat samen met het CLB en de pedagogische begeleiding wordt uitgewerkt.
De ouders worden bij de te ondernemen stappen betrokken. Het verwerven van de nodige
competenties door de leerlingen wordt niet in vraag gesteld.
|
Uitgangspunt: "Problemen"
Voor de meeste kinderen, die ondersteuning vanuit 'zorg' krijgen op school, zijn 'problemen' inderdaad de reden om 'iets' te doen.
Voor hoogbegaafde kinderen ligt dit volgens ons totaal anders: bij hen gaat het om het aanbieden van mogelijkheden.
De vogel is niet ziek, hij heeft gewoon genoeg van het lage plafond in de kooi, of zelfs van de ganse kooi:
hij wil eindelijk eens echt vliegen!!!
Bij de kinderen die momenteel 'zorg' krijgen, is het zo dat deze zorg er gekomen is nadat men 'problemen' heeft vastgesteld
(bv. niet vorderen met lezen, een spraak- of gehoorprobleem,...)
Voor de kinderen waarover wij het hebben[4] is het niet zo dat men, zoals bij deze 'zorgkinderen':
- eerst wacht tot er 'problemen' opduiken,
- dan deze problemen binnen de school tracht op te lossen,
- dan (o.a. na consultatie met CLB) een externe specialist een diagnose laat stellen,
- om tenslotte over te gaan tot de nodige 'ingrepen'
Voor leerlingen met een voorsprong kan in veruit de meeste gevallen de school zelf de nodige vaststellingen doen en de nodige aanpassingen
aanbrengen (voor een mogelijke handelswijze, zie ons stappenplan[5]).
Heel veel scholen zijn bereid om dit te doen, maar ze vrezen dat hierdoor hun draagkracht zal overschreden worden. Getuige hun
massale reactie[6] op onze actie van een jaar geleden. Hun vrees is niet ongegrond:
- voor de screening en diagnostiek zijn lestijden nodig. In de meeste gevallen is het de zorgcoördinator die het leeuwendeel van deze
klasoverkoepelende taak op zich neemt. In tegenstelling tot nagenoeg alle andere 'zorgbehoevende' kinderen (waar 'externe' specialisten ingeschakeld worden)
kan een voorsprong op schools vlak vastgesteld worden binnen de school.
- het materiaal[7] voor differentiatie kost geld.
- ook het tijdelijk 'groeperen' van de kinderen, bijvoorbeeld in de zogenaamde kangoeroeklassen, kost lestijden.
In de praktijk leidt deze overschrijding van de draagkracht (dit is trouwens ook voor andere 'problematieken' het geval) tot de noodzaak
om een keuze te maken. De scholen 'specialiseren' zich, vaak op basis van enkele leerlingen met een specifieke 'problematiek' of op basis van
het idealisme en de inzet van enkele leerkrachten. Dit leidt tot reputatie-effecten, waardoor een 'problematiek' (zoals hoogbegaafdheid) die
bij aanvang 'at random' verspreid was onder de bevolking op termijn geconcentreerd wordt in bepaalde scholen.
Dit gaat overigens gepaard met een serieuze sociale ongelijkheid: enkel de ouders, die het zich kunnen veroorloven, brengen hun kinderen naar een
'gereputeerde' school een heel eind verderop. Langzamerhand zijn er her en der in Vlaanderen scholen, die hoogbegaafde kinderen vanuit de wijde omgeving aanzuigen.
"Binnen de klasgroep"
Het klopt dat het grootste deel van de zorg, die hoogbegaafde kinderen nodig hebben, in de klasgroep kan gegeven worden: schrappen van de overbodige
herhalingen en/of leerstof, en vervanging door alternatief lesmateriaal.
Maar zowel de klasexterne groepering ('kangoeroeklassen') als de screening en diagnostiek (uniek voor hoogbegaafde kinderen, zoals we hierboven uiteenzetten)
vormen een niet te verwaarlozen component buiten de klas.
"Occasioneel en tijdelijk"
Wij menen dat hoogbegaafdheid geen 'kenmerk' van voorbijgaande aard is. Kinderen, die beduidend sneller door de leerstof gaan dan 'gemiddeld', blijven
dat doorgaans doen (tenzij ze 'uitgeblust' worden door jarenlang verplicht te worden om ver onder hun niveau te werken, maar dat willen we nu net
voorkomen).
En verder is een beleid rond hoogbegaafde leerlingen allesbehalve 'occasioneel en tijdelijk'! Het moet zorgvuldig opgebouwd worden, gesteund door
directie en schoolteam. Het 'rendement' wordt pas na enkele jaren duidelijk. En een groot deel van dit beleid wordt geleverd vanuit 'zorg', nl.
al de klasoverkoepelende onderdelen.
- een verhoging van het aantal lestijden zorg, specifiek om in staat te zijn om voorsprong vast te stellen
(ong. 15% van de leerlingen in onze Vlaamse
basisscholen hebben een voorsprong van minstens een jaar op rekenen en/of
begrijpend lezen, hetgeen betekent dat ze een jaar lang zullen zitten
'wachten' tijdens heel veel lestijden!) en om
deze kinderen te begeleiden over de klassen heen.
Alhoewel de correcte opvang van deze kinderen opgelegd wordt in de Pedagogische Opdrachten[8] van de verschillende netten,
heeft het onderwijsbeleid hen nog nooit opgenomen in specifieke maatregelen. Er is op dit vlak dus een serieuze inhaalbeweging nodig.
In andere landen is die overigens al een hele tijd aan de gang.
- een alternatief financieringssysteem, waarbij men het geld, dat men uitspaart door de leerjaren die veel van deze kinderen overslaan (ong. 4000EUR per
leerling per overgeslagen jaar), rechtstreeks investeert in andere noden van deze kinderen (bijvoorbeeld differentiatiemateriaal, lestijden kangoeroeklas, opleiding leerkrachten).
In de bijlage[9] (in hoofdstuk 4) bij de e-mail, die we in februari 2005 aan de minister stuurden (maar waarop we nooit antwoord kregen),
stellen we een mogelijk financieringssyteem voor.
Op dit ogenblik bespaart de minister in het Departement Onderwijs jaarlijks ong. 3 miljoen euro,
dankzij de jaren die sommige
kinderen overslaan (daardoor komen ze vervroegd in het secundair/hoger onderwijs terecht en tevens een of meerdere jaren
vroeger in het arbeidscircuit).
Dit bedrag stijgt sinds 1998 jaarlijks, o.a. door de financiële inspanningen van
ouders, die externe specialisten (zoals het CBO[10]) inhuren om scholen en
leerlingen te begeleiden (totdaar de mythe van het 'gratis basisonderwijs').
Wij hopen dat de Vlaamse overheid in de toekomst
dit bedrag (dat overigens mits een kleine inspanning probleemloos tot het
drievoudige kan verhoogd worden) zal aanwenden om de andere noden van onze
bekwaamste leerlingen te lenigen. Leerlingen, scholen en ouders zouden er
wel bij varen.
Wij menen dat dit de enige manier is om de huidige sociale ongelijkheid ongedaan te maken. Als je 'kansarmoede' definieert als de afstand tussen
het potentieel van een kind en de ontplooiingskansen die het krijgt, dan lijdt het niet de minste twijfel dat deze kansarmoede
het grootst is bij de hoogbegaafde kinderen, en dan vooral
dezen die niet in de gezinnen met een hogere sociaal-economische status (SES) opgroeien.
Welstellende ouders zijn in staat om hun kind naar een 'gereputeerde'
school te sturen, om externe specialisten in te huren, om materiaal te kopen voor de school. En dit allemaal om een basisrecht van alle kinderen
te realiseren: "een ononderbroken leerproces" (zie Decreet Basisonderwijs[11], Art. 8).
Deze opmerkingen maakten wij over aan het Kabinet van minister Vandenbroucke op 1 januari 2006.
Als U onze eisen wil ondersteunen, stuur dan een e-mailtje met uw naam en functie op info@eduratio.be.
|