Kinderen iets leren wat ze nog niet weten maar waar ze wel aan toe zijn
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||
De "kloof" tussen zwakken en sterkenHerhaaldelijk heeft minister Vandenbroucke gewezen op de "kloof" tussen "sterke" en "zwakke" leerlingen. In een interview met Het Nieuwsblad[1] op 5 mei 2006 zegt de minister opnieuwDe kloof tussen de prestaties van onze beste en zwakkere leerlingen is te groot. Het succes van de enen mag niet gebeuren dankzij het mislukken van de anderen! In zijn Beleidsbrief 2005-2006[2] (en in talloze toespraken) zei de minister Ons beleid moet gelijke kansen op hoge kwaliteit garanderen. Voor de sterke leerlingen slagen we daar al zeer goed in, voor de anderen minder. Dit betekent dat ons beleid goed moet blijven voor de sterken en sterker moet worden voor de zwakken. Wij durven ons afvragen of een beleid, dat ervoor zorgt dat vijftien percent van onze 'sterke' leerlingen niks bijleert op school[3], de titel "goed voor de sterken" mag dragen. Op de website van het departement Onderwijs[4] staat overigens een brochure, opgesteld door de Vakgroep Onderwijskunde van de Universiteit Gent in samenwerking met het departement Onderwijs. Dit document maakt werkelijk brandhout van het pleidooi van minister Vandenbroucke, om "de kloof te dichten". Deze brochure kan hier geraadpleegd woorden: Leren voor de problemen van morgen - De eerste resultaten van PISA 2003[5] Hieronder enkele citaten uit dit document. De zwaksten doen het in Vlaanderen bijlange niet slecht (p. 21)De groep minder presterende leerlingen (11,4% van de Vlaamse 15-jarigen scoort onder niveau 2 van wiskundige geletterdheid) kan enigszins alarmerend zijn, maar tegelijkertijd moet erop worden gewezen dat de slechtst presterende 15-jarigen in Vlaanderen het nog altijd relatief goed doen. Zij behalen ongeveer dezelfde score als de minst presterende leerlingen in de hoogst genoteerde landen uit de middengroep (bijv. Zwitserland en Nieuw-Zeeland). Bovendien werden in Vlaanderen leerlingen uit het Buitengewoon Secundair Onderwijs opgenomen in de steekproef. Dit verklaart ten dele het relatief grote aantal Vlaamse leerlingen met lage scores.Finland verkleint de kloof ten koste van de topleerlingen (p. 22)Vlaanderen heeft met een verschil tussen de 5% hoogste en 5% laagste presteerders van 333 punten geen opvallend grote spreiding in vergelijking met de andere deelnemende landen. De spreiding is wel groter geworden ten opzichte van PISA2000. Finland is er dan weer in geslaagd de spreiding nog te verkleinen. De reden hiervoor is echter vooral het significant dalen van de prestaties van de topleerlingen.De invloed van socio-economische factoren (SES) is lager in Vlaanderen dan in andere landen (p. 29)De prestaties voor wiskundige geletterdheid van de Vlaamse leerlingen uit gezinnen met een lagere socio-economische achtergrond zijn dus significant beter dan de prestaties van leerlingen met een gelijkaardige achtergrond in de meeste andere landen. Het Vlaamse onderwijs slaagt erin om voor alle leerlinggroepen - ongeacht hun socio-economische achtergrond - een hoge gemiddelde prestatie voor wiskundige geletterdheid te bereiken. De resultaten van leerlingen uit een gezin met een hoge SES zijn evenwel uitzonderlijk goed.Het is verkeerd de nadruk te leggen op "de kloof" (p. 33)Een belangrijke nuance hierbij is dat het verschil zo groot is door de uitzonderlijk hoge prestatie van de Vlaamse leerlingen in het algemeen. Dit houdt in dat de nadruk niet alleen mag liggen op het absolute verschil in prestaties. Als we namelijk gaan kijken naar de gemiddelde score van de leerlingen die thuis een andere taal spreken dan de taal van testafname, een andere officiële taal of een nationaal dialect, zien we dat die leerlingen in Vlaanderen (met een gemiddelde score van 450) niet statistisch significant beter of slechter scoren dan de vergelijkbare groep leerlingen in de buurlanden.Risicoleerlingen voor leesvaardigheid: proficiat aan de scholen! (p. 39)Vlaanderen doet het wat het percentage risicoleerlingen voor leesvaardigheid betreft beter dan deze groep (buur)landen.De sterke en zwakke leerlingen in TIMSS 2003Het Centrum voor Onderwijseffectiviteit van de Katholieke Universiteit Leuven, de Vakgroep Onderwijskunde van de Universiteit Gent en het departement Onderwijs maakten samen een brochure Vlaanderen in TIMSS 2003[6]. Ook deze is weer beschikbaar op de website van de Vlaamse overheid[7]. Deze brochure geeft de belangrijkste resultaten weer van het TIMSS-onderzoek (Trends in Mathematics and Science Study). Dit internationaal vergelijkend onderzoek test leerlingen uit het vierde leerjaar lager onderwijs en het tweede leerjaar secundair onderwijs op het vlak van wiskunde en wetenschappen.Ook in deze brochure wordt de argumentatie rond "de kloof" van minster Vandenbroucke volledig onderuitgehaald. Citaat op pagina 014: Het realiseren van gelijke kansen voor iedereen is essentieel bij het waarborgen van kwaliteitsvol onderwijs. Een hoge gemiddelde score op leerlingenprestaties is een goed resultaat voor een onderwijssysteem, maar hoge scores bij een top- of een middengroep gaan best niet ten koste van de zwakkere leerlingen. [...] Uit deze spreiding blijkt ontegensprekelijk dat Vlaanderen in vergelijking met alle andere landen (samen met Hongkong, Taipei en Nederland) er het best in slaagt zo veel mogelijk leerlingen (minstens) de lage standaard te doen bereiken (99% voor wiskunde en 98% voor wetenschappen). Het internationale gemiddelde bedraagt telkens 84%. Het percentage Vlaamse leerlingen dat deze standaard niet haalt, blijft dus beperkt tot 1% voor wiskunde en 2% voor wetenschappen. De tabel op p. 015 toont dat het algemeen niveau voor wiskunde en wetenschappen daalde tussen de TIMSS van 1999 en die van 2003. Dit is een internationaal gegeven, maar Vlaanderen blijkt wereldkampioen in het naar beneden halen van de toppresteerders. Dit staat zelfs expliciet vermeld in de tekst: Met betrekking tot de gevorderde standaard (minstens 625 punten), heeft Vlaanderen (van de geselecteerde landen) zelfs de sterkste daling in het percentage leerlingen dat deze standaard haalt. Wij keken uit naar de resultaten van Vlaanderen in TIMSS 2007 en vonden het dan ook bijzonder jammer dat Vlaanderen besliste om niet deel te nemen aan TIMSS 2007[8]. Minister Vandenbroucke vindt peilingen zeer belangrijk voor scholen. Peilingen zijn echter ook belangrijk voor het overheidsbeleid. Gelijke uitkomsten of gelijke kansen?In zijn beleidsnota 2004-2009 ("Vandaag kampioen in wiskunde, morgen ook in gelijke kansen")[9] drukt de minister (in paragraaf 3.2) als volgt uit wat hij verstaat onder het ideaal van de echte gelijke kansen:Kinderen die met ongelijke kansen in het onderwijs starten, moeten met gelijke kansen naar het volwassen leven toe uitstromen. Dit streven naar gelijke uitkomsten vormt trouwens de rode draad doorheen de vier speerpuntacties die we hierboven hebben besproken. We moeten durven toegeven dat echte gelijke kansen voor iedereen een ideaal is dat nog veraf ligt. Wij vermoeden (en hopen) dat de minister zich hier enkel verkeerd uitdrukte. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
©eduratio.be - Opmerkingen en vragen zijn welkom op info@eduratio.be (of schrijf daar in op onze nieuwsbrief) | |