20 jaar Bekina in Vlaanderen - Leraren leren omgaan met verschillen
Toespraak van de Vlaamse minister van Werk, Onderwijs en Vorming Frank Vandenbroucke
Congres Bekina, Kortrijk, 14 oktober 2006
Dames en heren,
Vorige week was het de Dag van de Leerkracht. Een belangrijke dag. Want een goed
gevoel van mensen over hun schoolverleden hangt bijna altijd samen met positieve
herinneringen aan leerkrachten. Mensen van vlees en bloed die een speciale
betekenis kregen omdat ze de juiste dingen deden op het juiste moment. De juiste
dingen zegden. Het juiste advies gaven.
De school voor onze kinderen behoort tot de meest fundamentele en wezenlijke
elementen van onze samenleving. Daarvan zijn we hier allemaal overtuigd. U wilt
het beste voor uw kind. En u hebt gelijk. Het onderwijs moet het beste van elk
kind naar boven halen. Alle talenten ontdekken en doen groeien. Met een warm
hart voor al die verschillende kinderen die de schoolpoort binnenkomen. Minder
en meer begaafde kinderen. Kinderen die fluitend door het leven gaan en kinderen
die gebukt gaan onder problemen. Soms hoogbegaafde kinderen die niet gemotiveerd
zijn en slecht presteren. Last hebben van faalangst. Heel perfectionistisch zijn
en door hun klasgenoten als uitslover, als professor, als blokbeest worden
bekeken. Of bij wie er een probleem van dyslexie schuilt.
In tegenstelling tot wat soms nog wordt gedacht, zijn hoogbegaafde kinderen
lang niet altijd de 'modelleerlingen' die zich voor 100% inzetten en altijd met
alles in orde zijn. Ze leveren ook niet allemaal buitengewone prestaties.
Sommigen zetten zich niet in, raken geïsoleerd en halen soms zelfs ronduit
slechte cijfers. Anderen slaan een leerjaar over en raken zo hun vriendjes
kwijt. Als leerkrachten die problemen herkennen en erkennen en ermee weten om te
gaan, kunnen deze kinderen en hun talenten openbloeien. Vroeger was er voor hen
misschien minder aandacht, maar de jongste tijd is er meer oog voor dit
probleem. Een concreet voorbeeld is de map leerzorg die vorig jaar verschenen
is. Ik kom daar straks nog op terug.
Het is goed dat leerkrachten en scholen aandacht hebben voor hoogbegaafde
kinderen. Verstand is geen taboe. Een intellectuele elite is ook geen taboe.
Vlaanderen heeft hersenen nodig. Vandaag meer dan ooit. Onze kenniseconomie moet
het steeds meer hebben van innovatie op alle vlakken. Daarin moeten we
uitblinken. Dat is ook één van de redenen waarom we onze universiteiten
aansporen om na te denken over hun positie in de rankings van topuniversiteiten.
Onze samenleving moet al zijn talenten koesteren, niet in het minst zijn
toptalenten.
Straks bekijk ik verder met u wat het onderwijs kan doen voor hoogbegaafde
kinderen. Maar eerst wil ik even een kritische kanttekening maken over ons
onderwijs in het algemeen. Over de richting waar we met ons onderwijs heen
willen. En over de verhouding tussen ouders en het schoolteam. Niet door een
belerend vingertje in de lucht te steken. Wel door u uit te nodigen samen vanuit
een breed perspectief naar het onderwijs te kijken.
De school en de samenleving
Ik huiver van onderwijs waarbij ouders en leerlingen louter worden gezien als
consumenten die alleen maar rechten hebben. Het onderwijs wordt dan herleid tot
een supermarkt waarin ieder zijn gading vindt en waarbij de gerant het aanbod
aanpast in functie van de consument. Zo' n visie op onderwijs maakt het allemaal
eenvoudiger, maar daarom niet beter. Ik kijk veel liever naar de school als een
sterke bundeling van menselijke relaties die als belangrijke sociale motor de
samenleving mee vorm geeft. Zo' n school neemt niet het individu als norm. Wel
de gemeenschap. Ze zal altijd zoeken naar een evenwicht tussen de belangen van
iedereen samen en de afzonderlijke belangen. Het evenwicht zal daarbij niet
gelijk zijn aan de som van de afzonderlijke wensen. Er moeten immers keuzes
worden gemaakt.
Een school gebaseerd op een individualistisch mensbeeld kan geen goede school
zijn. Een goede school is een school die gedragen wordt door een sociale visie
op mens en samenleving. Een school waar iedereen rechten en plichten heeft:
schoolbestuur, directie, leerkrachten, ouders en leerlingen. En we moeten die
rechten en plichten ruim interpreteren. Het gaat hier niet om dat wat in
regeltjes wordt opgenomen, maar om de brede balans van de opvoeding tussen
ouders en school. Doet de school inspanningen om zich naar alle leerlingen te
richten? Haalt ze goede resultaten met haar leerlingen? Wat doet ze met ouders
die met zogenaamd lastige vragen aankloppen? En aan de andere kant van de balans
de ouders. Wat investeren zij in de opvoeding van hun kind? Weten ze wat er op
school gebeurt? En maken ze nog genoeg tijd om zich met hun kinderen bezig te
houden naast hun andere drukke bezigheden?
Het focussen op de plichten krijgt in onze tijden soms te weinig aandacht. De
balans helt soms te veel over naar de rechten. Zowel aan de kant van de ouders
als aan de kant van de school. Het is goed dat ouders rechten hebben en dat ze
die rechten ook kunnen laten gelden. Maar soms verliezen ze het evenwicht tussen
rechten en plichten uit het oog. Omgekeerd zijn er ook leerkrachten die zeer eng
vanuit de eigen perceptie naar veeleisende ouders kijken. Ze vinden dat die zich
in alle gevallen moeten aanpassen aan de school. Beide voorbeelden tonen aan dat
sommigen vooral met hun eigen rechten bezig zijn. En niet met de school als
sociale entiteit. Als entiteit waarin samen geleefd wordt. Als een plaats waar
iedereen, leerkrachten, leerlingen en ouders, zich bewust is van zijn rechten èn
zijn plichten.
Die basishouding mis ik soms. En ik hou doorgaans niet van citaten in een
toespraak, maar hier wil ik toch even verwijzen naar J.F. Kennedy die zei: 'Ask
not what your country can do for you - ask what you can do for your country'.
Het is vanuit die basishouding dat ik samen met vele ouders, belangengroepen en
leerkrachten elke dag probeer te bouwen aan een school die de samenleving 'as
such' versterkt en in de goede richting duwt.
Gelijkheid van kansen
Een belangrijk instrument om deze sociale samenleving vorm te geven is het
streven naar gelijke kansen. Dit streven kent al een lange geschiedenis, maar
het blijft nog altijd actueel.
Ik wil vanuit het beleid in de eerste plaats mijn aandacht richten op diegenen
die om welke reden ook starten met minder kansen. We kunnen hierbij denken aan
leerlingen met een mentale of lichamelijke handicap. Aan kinderen die het van
thuis uit erg moeilijk hebben en bijvoorbeeld in armoede leven. Aan kinderen die
een grote taalachterstand hebben.
U vraagt zich nu natuurlijk af: en de hoogbegaafde leerling dan? En daarmee ben
ik opnieuw helemaal bij het thema van vandaag. Ik ben van mening dat leerlingen
die extra veel capaciteiten hebben, op welke vlakken ook, niet per definitie
minder kansen hebben in deze samenleving. Integendeel. Zij hebben potentieel een
betere uitgangspositie dan de groepen die ik zonet noemde om zichzelf waar te
maken, om hun talenten te ontplooien.
Hoogbegaafde leerlingen hebben recht heeft op kwaliteitsvol onderwijs Op
onderwijs dat ook voor hen uitdagend en aanmoedigend is. Daar is geen discussie
over. Elke school of scholengemeenschap moet ervoor zorgen dat hoogbegaafde
leerlingen zich kunnen ontplooien. Ze kan differentiëren voor de trage
leerlingen maar ook voor de snelle leerlingen en de knappe koppen. Ervoor zorgen
dat ze gemotiveerd blijven, dat ze niet lui worden, het niet te makkelijk
hebben. Dat ze ook leren samenwerken met anderen - want sommigen dreigen soms
een beetje een eenzaat te worden.
In heel wat scholen of scholengemeenschappen zijn er bijvoorbeeld klimopklassen
of kangoeroeklasjes, waarin hoogbegaafde leerlingen buiten hun gewone jaarklas
worden samengebracht. Ze voelen zich er goed en kunnen er enthousiast werken aan
diverse soorten uitdagende opdrachten, zonder door medeleerlingen versleten te
worden voor uitslovers. Vele scholen doen dat met het gewone lestijdenpakket. Op
andere scholen is dit initiatief in handen van een leerkracht die enkele vrije
uren opoffert, of van ouders. Nog andere besteden GOK- uren of zorguren voor de
kangoeroeklas.
Met die laatste optie kan ik het niet eens zijn. De zorguren en gokuren die een
school ter beschikking heeft, zijn bedoeld voor leerlingen die in hun
ontwikkeling bedreigd zijn. Ze dienen om leerlingen te ondersteunen die
leerstoornissen hebben, ernstige psychische problemen ervaren, moeten opboksen
tegen taalachterstanden. Een hoogbegaafde leerlingen hoort niet tot die groep.
Tenzij hij kampt met een probleem als depressie, gedragsmoeilijkheden of autisme
(wat kan samenhangen met hoogbegaafdheid, of waardoor de hoogbegaafdheid
specifieke zorg vraagt). Anders moeten de gewone lestijden volstaan om voor hem
de leerinhouden te verbreden, te verdiepen en het tempo te versnellen.
Gelijkheid van kansen en
curve van Gauss
Voor de besteding van de zorguren en de organisatie van het onderwijs aan
leerlingen met specifieke noden ben ik er dus geen voorstander van om de
normaalverdeling van de intelligentie als blauwdruk te nemen voor het beleid.
Het is niet omdat er extra aandacht en extra middelen nodig zijn voor de
kinderen onderaan de curve, dat er per definitie evenveel extra aandacht en
extra middelen nodig zijn voor de kinderen bovenaan. Wie bovenaan zit, is immers
niet per definitie kwetsbaar, wie onderaan zit wél. In het schoolleven van
alledag moet er natuurlijk wél voldoende aandacht zijn voor de ruime waaier van
talenten, dus ook voor wie bovenaan zit.
Het beleid wil dus geen andere, aparte koers varen voor de hoogbegaafde leerling
dan voor de gemiddeld begaafde leerling of de hooggemiddeld begaafde leerling.
Het beleid kan dat ook niet. Zoals het ook geen zin heeft om hoogbegaafden te
"labelen". Als we leerlingen met hoogbegaafdheid zouden labelen, zouden we op
moeilijkheden stuiten. Puur technisch door het gebrek aan een eenduidige
definitie. En omdat hoogbegaafden onderling sterk verschillen - niet enkel in
hun graad van hoogbegaafdheid.
Dat standpunt zit ook in het leerzorgkader dat momenteel wordt voorbereid. In de
discussienota Leerzorg in het onderwijs. Een kader voor zorg op maat van elk
kind wordt er verwezen naar hoogbegaafdheid. Alleen leerlingen die problemen
hebben, krijgen een plaats in het zorgkader. En dus ook hoogbegaafde leerlingen
met problemen. Bijvoorbeeld hoogbegaafde leerlingen met dyslexie verdienen een
aparte aanpak, of hoogbegaafde kinderen met een depressie. Als hoogbegaafdheid
samengaat met of leidt tot problemen, is het een aandachtspunt is in het
specifieke zorgbeleid. Maar de hoogbegaafde leerling op zich wordt dus niet in
de matrix opgenomen.
Dames en heren,
Alle talenten ontwikkelen
Hoogbegaafdheid moet vooral een aandachtspunt zijn in het dagelijkse reilen
en zeilen in de klas en op school. Het magische woord blijft 'differentiëren' in
de klas: les geven op maat van elk kind.
Want de school moet alle talenten ontwikkelen. Ook de supertalenten. Ik denk dat
we vanuit het centrale beleid vooral voorwaarden moeten scheppen opdat scholen
en leerkrachten goed werk kunnen leveren. In de klas kan en moet het verschil
gemaakt worden.
Via CAO VIII investeren we dan ook een pak in kwaliteitsvol onderwijs. We voeren
volwaardige functieomschrijvingen en evaluaties in voor personeelsleden van
scholen en CLB's. En het ambt van directeur wordt aantrekkelijker, om bekwame
directeurs aan te trekken en te behouden.
Het gaat er mij met andere woorden niet om méér lestijden in te voeren voor de
knappe koppen. Wel wil ik ervoor zorgen dat leerkrachten hen beter begeleiden in
hun ontwikkeling, zodat ook hun talenten zich kunnen ontplooien. Leerkrachten
vandaag moeten zich dus blijvend bekwamen in het omgaan met verschillen tussen
leerlingen. Dit vind ik heel belangrijk. Dit is natuurlijk geen taak van de
leerkracht alleen. Het is ook de taak van het schoolteam en de
scholengemeenschappen.
Professionalisering van leerkrachten vraagt een zekere structuur. Dan denk ik
niet op de eerste plaats in termen van een plan dat de overheid moet opleggen
aan scholen. De overheid wil de scholen wel aanzetten om binnen hun eigen
instelling een leercultuur te creëren. Leren op school is niet alleen een proces
van de leerlingen. Het hele schoolteam, inclusief de schoolleiding en het
schoolbestuur, zouden leerbereidheid en leergierigheid tot hun houding moeten
maken. Het zou deel moeten uitmaken van de schoolcultuur. Als overheid kunnen we
deze schoolcultuur niet met decreten en regels afdwingen, maar we kunnen wel
voorwaarden scheppen en stimulansen geven.
Het is misschien niet het eerste waaraan u denkt, maar de uitbouw van de
scholengemeenschappen kan bijvoorbeeld de kennis en vaardigheden en de
leercultuur in scholen stimuleren. Deze structuur laat toe om expertise te
bundelen in differentiatie. Hoe doe je dat: verbreden, versnellen en verdiepen?
Niet alleen door sneller, meer en moeilijkere leerstof te geven. Maar misschien
ook via nieuwe wegen. Hoogbegaafden bijvoorbeeld een rol laten spelen in het
bijwerken van zwakkere leerlingen of hen betrekken bij het lesgeven in de klas.
Die en andere ervaringen kunnen tussen scholen worden uitgewisseld.
Door kennis te verzamelen en te delen in de scholengemeenschap kan een veel
grotere groep mensen de expertise benutten. Tussen collega's van de scholen
kunnen netwerken ontstaan, waarin ze ervaringen uitwisselen en - waarom niet -
kleinschalige experimenten opzetten en eruit leren. Scholen kunnen in de
scholengemeenschappen ook op langere termijn plannen op welke domeinen ze kennis
moeten ontwikkelen.
Slot
Dames en heren,
De werkmap 'Leerzorg' kent u allemaal. Ze is intussen uitgegroeid tot een
standaardwerk voor wie naar concrete voorstellen van aanpak van klasproblemen op
zoek is. Ik ben bijzonder tevreden dat problemen die samenhangen met
hoogbegaafdheid in deze map hun plaats hebben gekregen. Nu ongeveer één jaar na
de publicatie van de fiches rond hoogbegaafdheid hoor ik dat de inhouden
doorsijpelen tot in de klassen. Tot bij de leerkrachten. Daar waar ze moeten
terechtkomen. Want zij zijn het die alle zeilen moet bijzetten opdat de
toptalenten in hun klas zich kunnen ontwikkelen. Samen met het schoolteam en met
de scholengemeenschap.
Ik ben ervan overtuigd dat we met ons onderwijsbeleid tegemoet komen aan uw
zorg: dat hoogbegaafde kinderen liefst vroegtijdig gestimuleerd en begeleid
worden, zodat hun talenten maximaal tot ontwikkeling komen. Hun talenten moeten
groeien en bloeien, net zoals die van andere kinderen. Want we zullen alle
talenten nodig hebben in onze maatschappij van morgen, in al hun soorten en
schakeringen. Die van uw kinderen, de knappe koppen en de creatieve geesten. En
evenzeer de handige harry's, de zorgende handen en de mensen die dit alles
combineren. Al die talenten willen en zullen we ruimte geven.
Ik dank u.
|