Onze actie "Vraag uw volksvertegenwoordiger om steun!" wierp op
17 mei 2006 een concrete vrucht af. Nadat verschillende mensen hen aanschreven, namen zes parlementsleden
het initiatief om een voorstel van resolutie op te stellen en in te dienen
betreffende de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen.
Hieronder de volledige tekst van het voorstel. Tijdens de vergadering op 8 november 2007 van de Commissie Onderwijs stemden alle
aanwezige volksvertegenwoordigers (behalve de indieners) tegen dit voorstel.
De motivatie luidde dat hiervoor geen aparte resolutie nodig was, maar dat deze problematiek binnen het leerzorgkader moest worden opgenomen.
Na de stemming volgde een gedachtewisseling over het leerzorgkader tussen de leden van de Commissie Onderwijs en minister Vandenbroucke.
Ondanks aandringen van volksvertegenwoordigers An Michiels (VB), Kathleen Helsen (CD&V), Stern Demeulenaere (VLD) en Dirk De Cock (SP.A-Spirit), bleef de minister bij
zijn oud standpunt: voor "hoogbegaafden" geen preventie, maar wachten op "problemen".
EduRatio hoopt van harte dat het Vlaams Belang niet de enige partij blijft, die concrete voorstellen doet.
Onze pagina met voorstellen van zaken die de overheid kan doen
(die EduRatio toestuurde aan alle leden van de Commissie Onderwijs in februari 2006)
zou voldoende inspiratie moeten bieden en intussen spraken wij de volksvertegenwoordigers hierover toe tijdens een hoorzitting.
Zevenendertig jaar wachten is immers lang genoeg geweest!
Op 30 oktober 2001, tijdens de Hoorzitting over de problematiek van hoogbegaafde kinderen in het onderwijs, besloot
de voorzitter van Commissie Onderwijs, Gilbert Vanleenhove (CD&V): "Het is onze plicht als beleidsmakers om erop in te spelen."
Wij hopen dan ook dat alle politieke partijen
deze kans aangrijpen om, na 35 jaar palaveren, concrete beleidsdaden te stellen rond deze groep leerlingen, die per slot
van rekening ongeveer vijftien percent van de Vlaamse leerlingen uitmaken.
Onderstaande tekst staat ook op de website van het Vlaams Parlement (PDF, 242KB)
Voorstel van resolutie van An Michiels, Marijke Dillen, Marie-Rose Morel, Linda Vissers, Katleen Martens en Werner Marginet betreffende de begeleiding van hoogbegaafde leerlingen in het leerplichtonderwijs
Toelichting
Uit de PISA-studies van 2000 en 2003 blijkt dat
Vlaanderen veel investeert in de begeleiding van minderbegaafde
leerlingen. Deze studies tonen eveneens
aan dat we in Vlaanderen nog zeer veel potentieel
onbenut laten bij onze beste leerlingen. Uit metingen
in verschillende (vooral lagere) scholen in Vlaanderen
is gebleken dat ongeveer 15% van de leerlingen
een voorsprong heeft van minstens 12 maanden in
taal, rekenen of in beide. Indien zij verplicht worden
het gewone curriculum te volgen, zullen die leerlingen
het komende jaar dus nauwelijks iets bijleren
op school. Met andere woorden, van alle leerlingen,
zorgbehoevenden en anderen, leren onze bekwaamste
leerlingen het allerminste bij in onze scholen. Uit
de PISA-studies blijkt ook dat de inspanningen van
andere landen, die relatief meer investeren in hun
beste groep leerlingen, zeker rendabel zijn. Investeringen
in onze beste leerlingen zijn dan ook wenselijk,
als Vlaanderen tot de kopgroep wil blijven behoren.
Over hoogbegaafde leerlingen en hun begeleiding
zijn intussen boeken volgeschreven en er zijn al duizenden
(buitenlandse) studies over verschenen. In de
VS werden al in 1981 budgetten vrijgemaakt voor
speciale programma's om hoogbegaafde kinderen te
identificeren en aan te moedigen, en om aan hun speciale
behoeften op het vlak van onderwijs tegemoet te
komen. Ook in de ons omringende landen is men al
jaren bezig met allerlei beleidsinitiatieven. In Frankrijk
werd in september 2000, op verzoek van het
ministerie van Onderwijs, een werkgroep opgericht
die zich moest beraden over de opvang van hoogbegaafde
kinderen in de Franse scholen. In Duitsland
vroeg de overheid aan drie wetenschappers om de
bestaande initiatieven in kaart te brengen en aanbevelingen
te formuleren, zowel voor de scholen als
voor de overheid. Dat resulteerde in 2001 in het rapport
"Begabtenförderung - ein Beitrag zur Förderung
von Chancengleichheit in Schulen - Orientierungsrahmen".
Ook in Wallonië gaf minister Hazette in 1999
het startschot voor een gecoördineerde interuniversitaire
actie, waardoor verschillende Waalse universiteiten
de handen in elkaar sloegen en een netwerk
vormden ter ondersteuning van overheid, ouders,
leerlingen en scholen. In Nederland worden al jarenlang
stimulerende maatregelen genomen om hoogbegaafde
kinderen te ondersteunen, wat resulteert
in een groot aanbod aan verrijkingsmateriaal voor
die leerlingen. Zo wordt onder meer geïnvesteerd,
ook door de overheid, in het compacter maken van
bestaande taal- en rekenmethodes. Door het schrappen
van alle overbodige - en dus vaak vervelende -
herhalingsoefeningen, kan dezelfde leerstof versneld
aangeboden worden aan hoogbegaafde leerlingen.
In Vlaanderen daarentegen worden al 33 jaar vragen
gesteld over hoogbegaafde leerlingen, maar van enig
structureel beleid rond opvang en begeleiding is tot
dusver geen sprake.
Een eenduidige oplossing om in te spelen op de
behoeften van deze leerlingen, is er niet. Het is dan
ook niet mogelijk om aan de Vlaamse scholen op te
leggen wat ze moeten doen, als ze vaststellen dat een
aantal leerlingen een zeer grote schoolse voorsprong
hebben. De voorbeelden in de ons omringende landen,
en de conclusies uit de PISA-studie, tonen echter
aan dat de inspanningen die men levert voor de meest
begaafde leerlingen, renderen. Aangezien men altijd
beweert dat onze grijze cellen de enige grondstof is
waarover Vlaanderen beschikt, is het niet meer dan
logisch dat ook bij ons een structureel beleid rond
opvang en begeleiding van hoogbegaafde leerlingen
wordt ontwikkeld.
Hoewel men het er intussen over eens is dat hoogbegaafde
leerlingen extra zorg en infrastructuur vragen,
blijft de hardnekkige mythe dat het in feite om een
'luxeprobleem' gaat, nog steeds overeind. Nochtans
kampen deze leerlingen vaak met ernstige problemen.
Omdat ze 25 tot 75% van hun tijd zitten te wachten
in de klas, ervaren ze hun schooltijd vaak als complete
verspilling. In het lager onderwijs behalen ze
goede resultaten, dikwijls zonder enige inspanning,
waardoor ze niet 'leren leren', en gedemotiveerd dreigen
te raken als blijkt dat dergelijke resultaten niet
langer haalbaar zijn, zodra ze middelbare of hogere
studies aanvatten.
Leerkrachten zijn vaak ook helemaal niet op de
hoogte van de problemen waarmee hoogbegaafde
leerlingen worstelen, net omdat ze het probleem niet
(h)erkennen. Een gericht (na)scholingsbeleid rond
hoogbegaafdheid zou een aantal hardnekkige mythes
uit de wereld kunnen helpen en voor een vakkundige
begeleiding kunnen zorgen.
Rond zorg is de laatste jaren - terecht - een heel
beleid uitgedokterd. Leerkrachten herkennen
bepaalde problemen bij leerlingen nu sneller dan
vroeger, en kunnen er dus ook sneller bij helpen. Het
begrip 'zorg' wordt echter nog al te vaak geassocieerd
met leerlingen die, om een of andere reden, niet zo
goed meekunnen met de gemiddelde klas. Aan deze
leerlingen wordt - terecht - extra aandacht besteed,
zowel door de klassenleraar als door de zorgleerkracht.
Maar de leerlingen die zorg nodig hebben
omdat ze voorlopen op de klas, worden niet als dusdanig
(h)erkend. Voor hen worden geen structurele
oplossingen aangereikt, zodat de scholen die een
specifiek beleid rond hoogbegaafdheid willen uitbouwen,
vaak een beroep moeten doen op het reguliere
urenpakket. Nochtans behelst 'zorg' voor deze groep
kinderen niet enkel de aanpak van problemen, maar
ook en zelfs vooral de preventie, die, net als de diagnose,
meestal in de school zelf kan gebeuren.
Verschillende scholen en instanties, zoals het CBO,
hebben intussen al heel wat expertise opgebouwd met
hoogbegaafde leerlingen. Daaruit blijkt dat die leerlingen,
met relatief eenvoudige maatregelen, als dusdanig
herkend en dus ook begeleid kunnen worden.
Vaak echter blijft deze kennis beperkt tot de eigen
school of scholengemeenschap, zodat elke nieuwe
school die werk wil maken van een specifiek beleid
rond hoogbegaafden, als het ware het warm water
opnieuw moet uitvinden. Goedbedoelde initiatieven
mislukken daarom geregeld, of ze sterven een stille
dood door een tekort aan begeleiding en uitwisseling
van ervaring. Een bundeling van alle beschikbare
expertise zou voor heel wat scholen de drempel om
een beleid voor hoogbegaafde leerlingen uit te bouwen,
beduidend kunnen verlagen.
Een ander knelpunt waarmee de Vlaamse scholen
geconfronteerd worden, is het gebrek aan materiaal
om hoogbegaafde leerlingen te begeleiden. Geen
enkele firma in Vlaanderen ontwikkelt specifiek
materiaal voor die leerlingen. Het materiaal waarmee
onze scholen zich vandaag noodgedwongen moeten
behelpen, komt allemaal uit Nederland (vooral Plustaak
en Somplex zijn in Vlaanderen bekend en worden
hier veelvuldig gebruikt). Dat veroorzaakt soms
problemen bij het inzetten van het materiaal: woordenschat
en taalgebruik zijn soms beduidend anders
en het materiaal sluit niet altijd naadloos aan bij de
in Vlaanderen gebruikte methodes. Daaraan kan snel
verholpen worden door een bundeling van expertise
en door een stimulerend optreden van de Vlaamse
overheid. Ze kan bijvoorbeeld de uitgeverijen aanmoedigen
om de in het Vlaamse onderwijs gebruikte
methodes zo te herwerken dat ze moeiteloos gebruikt
kunnen worden om de leerstof in versneld tempo aan
hoogbegaafde leerlingen aan te bieden.
Het ontbreken van een beleid treft vooral de talloze
hoogbegaafde kinderen die niet in een welstellend
gezin geboren worden. Zij kunnen namelijk geen
beroep doen op de middelen van hun ouders om specialisten
in te huren, om schoolmateriaal te kopen of
om deel te nemen aan allerlei buitenschoolse activiteiten.
In ons onderwijssysteem is de kloof tussen
talent en de ontplooiing ervan zonder de minste twijfel
het allergrootst bij de hoogbegaafde kinderen uit
een kansarm milieu. Voor geen enkel ander kind is de
impact van sociale ongelijkheid groter.
Het Vlaams Parlement
Gelet op
-
artikel 8 van het decreet basisonderwijs van
25 februari 1997 dat stelt dat de leerlingen een
ononderbroken leerproces moeten kunnen
doormaken;
-
de beleidsnota Onderwijs en Vorming 2004-
2009, waarin gelijke kansen tot centraal thema
van het onderwijsbeleid worden uitgeroepen;
-
het feit dat deze gelijke kansen effectief aan
alle leerlingen gegarandeerd moeten kunnen
worden, vermits ons beleid gericht is op adaptief
onderwijs voor elk kind;
Overwegende dat
- hoogbegaafdheid helemaal niet als een 'luxeprobleem'
bestempeld kan worden;
- het ontbreken van een structureel beleid rond
de opvang en begeleiding van hoogbegaafde
leerlingen in Vlaanderen, een grote sociale
ongelijkheid schept;
- het percentage leerlingen dat behoefte heeft
aan substantiële wijzigingen aan het curriculum,
vanwege de enorme discrepantie tussen
hun huidige kennisniveau en dat van de hen
aangeboden leerstof, rond de 15% schommelt,
waardoor een beleid voor deze groep noodzakelijk
is, willen we onze beste studenten ook de
nodige mogelijkheden bieden;
- verschillende onderzoeken, voorbeelden in
onze buurlanden en praktijkvoorbeelden in
het Vlaamse onderwijs aantonen dat, met relatief
eenvoudige maatregelen, zeer veel resultaten
bereikt kunnen worden voor hoogbegaafde
leerlingen;
Vraagt de Vlaamse Regering
- in het Vlaamse onderwijs een beleid te ontwikkelen,
om aan hoogbegaafde kinderen gelijke
kansen te bieden;
- bij het uitstippelen van het beleid onder meer:
- rekening te houden met de ruime expertise
die de ons omringende landen al hebben
opgebouwd;
- de bestaande expertise in Vlaanderen, opgebouwd
binnen het CBO en andere instanties,
te valideren en kenbaar te maken in de
hele Vlaamse onderwijswereld, zodat leerkrachten
en scholen weten waar ze terecht
kunnen voor begeleiding en informatie;
- de bestaande testinstrumenten te onderzoeken
en op basis van de resultaten van het
onderzoek een uniform testinstrument te
ontwikkelen;
- te onderzoeken of de methoden die in het
Vlaamse onderwijs gebruikt worden, compacter
kunnen worden gemaakt, naar analogie
met het systeem in het Nederlandse
onderwijs;
- een concreet (na)scholingsbeleid uit te werken
om aan alle leerkrachten de mogelijkheden te
bieden om de hoogbegaafde leerlingen in hun
klassen optimaal te kunnen begeleiden;
- het aantal uren 'zorg' in het basisonderwijs
substantieel te verhogen, zodat ook aan de
groep hoogbegaafde leerlingen aandacht kan
worden besteed;
- ook voor het secundair onderwijs een concreet
beleid rond zorg uit te werken, waarin ook
hoogbegaafde leerlingen hun plaats krijgen.
|