Dit zijn de antwoorden van onze quiz van juni 2006[1].
- Is het verschil tussen IQ 70 en IQ 100 even groot als het verschil tussen IQ 100 en IQ 130?
- Even groot
- Kleiner
- Groter
- De vraag heeft geen zin
De vraag heeft geen zin, want een IQ is geen meetbare 'hoeveelheid' zoals lichaamslengte, temperatuur of gewicht.
Deze zaken druk je uit in respectievelijk meter, graden Celcius en kilogram.
Een IQ daarentegen geeft enkel een frequentie van voorkomen aan. Aan de kinderen die evenveel 'proeven' in de test correct
oplossen als 50% van de kinderen van gelijke leeftijd, kent men een IQ 100 toe. Aan de kinderen die evengoed presteren als
14% van hun leeftijdsgenoten, kent men IQ 115 toe. En aan de kinderen die evengoed presteren als 2,3% leeftijdsgenoten, kent men IQ 130 toe.
Men kan dus zeggen "een IQ van 70 wordt gehaald door evenveel kinderen als een IQ van 130". Maar verschillen tussen twee IQ's hebben
geen enkele 'fysieke' betekenis, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een verschil in lichaamslengte of gewicht.
- Stel dat men overweegt om een kind een leerjaar te laten overslaan. Doet men er dan goed aan om de geboortemaand en de lichaamslengte enig gewicht te geven in het beslissingsproces?
- Ja, dit is zeer belangrijk
- Nee, dit is van geen enkel belang
- Jawel, maar dit is van zeer weinig belang
In de Iowa Acceleration Scale[2] (IAS), een instrument dat al vele jaren
gebruikt wordt in de VS om versnellingsbeslissingen op zo objectief en verantwoord mogelijke manier te nemen, kent men twee punten meer
toe aan kinderen, geboren in de laatste vier maanden van het jaar, dan aan deze, geboren in de eerste vier maanden.
Ook lichaamslengte kan maximaal twee punten verschil geven.
Op het maximum van 80 punten maakt dat zeer weinig verschil. Wat wel veel verschil maakt zijn bijvoorbeeld het IQ en de gemeten voorsprong
op het vlak van rekenen en begrijpend lezen (d.m.v. testen, genormeerd voor oudere kinderen).
Dit staat in schril contrast met de praktijk, waar een abnormale geboortemaandverdeling[3] merkbaar is bij de
versnelde leerlingen. Zo zijn er bijvoorbeeld tweemaal zoveel versnelde leerlingen geboren in januari als in februari, en februari
is dan weer het dubbele van april. Mochten er bij de leerlingen die een jaar overdoen tweemaal zoveel geboren zijn in december
dan in november, dan zou men van een zwaar probleem spreken...
- Hoeveel kinderen beheersen op 1 september reeds in ruime mate een groot deel van de leerstof, die ze pas tegen 30 juni van het volgend jaar onder de knie zouden moeten hebben?
- 2%
- 5%
- 10%
- 15%
- 20%
- 25%
Vijftien percent[4] van de kinderen in de Vlaamse (en Nederlandse) scholen hebben een voorsprong van minstens een jaar op taal en/of rekenen.
- Mogen ouders zelfstandig beslissen om hun kind 1 jaar vroeger naar het eerste leerjaar te sturen?
- Ja, na advies te vragen bij CLB
- Ja, na gunstig advies van CLB
- Deze beslissing kan niet door ouders genomen worden
- Enkel als de school akkoord gaat
In Vlaanderen kunnen ouders zelfstandig beslissen om hun kind een jaar vroeger naar het eerste leerjaar te laten gaan.
Ze moeten wel advies vragen aan het CLB. Dit staat uitgelegd in de Gids voor ouders van het departement Onderwijs (nu niet meer online beschikbaar, maar via de Infolijn 1700 kan men dit navragen).
- Een kind mag de lagere school in vier leerjaren doorlopen i.p.v. in zes
- Ja, de school mag zelf beslissen of ze dit toestaat
- Eén jaar mag men altijd overslaan als de ouders dat wensen, voor twee heb je toelating van de Vlaamse overheid nodig
- Ja, de ouders mogen dit beslissen na advies in te winnen van school en CLB
Elke school regelt dat autonoom, de overheid legt enkel vast dat er maximaal twee leerjaren kunnen worden overgeslagen.
In totaal kunnen dus drie jaren (een in de kleuterschool en twee in de lagere school) worden overgeslagen in de basisschool.
Ook dit staat uitgelegd in de Gids voor ouders (nu niet meer online beschikbaar, maar via de Infolijn 1700 kan men dit navragen).
In het secundair is het overslaan van een jaar complexer: inschrijving als vrije leerling in combinatie met een getuigschrift behaald
bij de examencommissie van de Vlaamse Gemeenschap.
- Kinderen met een IQ boven 130 hebben in de meeste gevallen minstens één ouder, die zelf ook een IQ boven de 130 heeft
- Ja, dat is zo in 90% van de gevallen
- Ja, dat is zo in 75% van de gevallen
- Dat is zo in 50% van de gevallen
- Neen, dat is maar zo in 25% van de gevallen
- Neen, dat is maar zo in 10% van de gevallen
Net zoals bij lichaamslengte zitten de ouders van kinderen die ver afwijken van het gemiddelde, in de overgrote meerderheid van de
gevallen korter bij het gemiddelde van hun generatie.
Ouders met heel hoge IQ's zullen gemiddeld overigens nakomelingen hebben die een stuk dichter bij het gemiddelde (100) liggen dan zijzelf.
In de statistiek staat dit bekend als een vorm van regressie naar het gemiddelde[5].
- De kinderen, die nood hebben aan afwijkingen van het curriculum 'naar boven', zijn allemaal te vinden in de top 5% van de rapportuitslagen
- Het is eerder de top 15%
- Het is eerder de top 10%
- In de top 5% zitten inderdaad zowat alle kinderen die nood hebben aan 'meer' en 'anders'
- De prestaties op rapporten mogen niet de belangrijkste en zeker niet de enige maatstaf zijn. Toetsen 'boven niveau' zijn een belangrijker indicator
- Het IQ de belangrijkste indicator
Sommige leerlingen presteren zeer goed omdat ze veel inspanningen leveren, anderen doen dat zonder inspanning.
Sommige leerlingen hebben in de loop der jaren afgehaakt uit desinteresse en halen scores die op of zelfs onder de mediaan liggen.
In beide gevallen kan men ontdekken welke kinderen nood hebben aan een andere aanpak, door testen af te nemen, die genormeerd zijn
voor oudere kinderen. Deze procedure wordt best gestructureerd doorheen de hele school gevolgd. Wij hebben als voorbeeld
een gedetailleerd stappenplan[6] uitgewerkt, waarmee men de leerlingen met voorsprong op eenvoudige wijze kan detecteren.
Een hoog IQ geeft natuurlijk wel aan dat de kans groot is, dat de leerling in kwestie vroeg of laat op bepaalde v(l)akken een voorsprong
zal ontwikkelen. Op welk moment dit zal gebeuren en op welk(e) v(l)ak(ken), kan men enkel achterhalen met een toets 'boven niveau'.
- Het aantal overheidsinitiatieven rond kinderen met een leervoorsprong stijgt beduidend de laatste jaren
- Neen, noch in Vlaanderen, noch in de omliggende landen
- Niet in Vlaanderen, wel in de omliggende landen
- Ja, zowel in Vlaanderen als de omliggende landen
- Vooral in Vlaanderen, minder in de omliggende landen
In Vlaanderen doen volksvertegenwoordigers nu al 37 jaar lang[7] verwoede pogingen om bij de overheid aandacht te vragen
voor de sterkste leerlingen, maar voorlopig is de toelating om 3 jaar over te slaan (zie vragen 4 en 5) het enige concrete resultaat.
In Wallonië[8], Duitsland[9],
Nederland[10] en Frankrijk[11]
is dit reeds vele jaren een belangrijk thema voor de overheid in het kader van gelijke kansen voor elke leerling.
Op 25 oktober schreef minister Bert Anciaux in zijn Beleidsnota[12]:
Iedereen die talent heeft moet de kans krijgen om dit te ontwikkelen; dit geldt voor
(meer dan) begaafde leerlingen, voor getalenteerde kunstenaars,... maar ook voor
talentrijke sporters. Dit laatste betekent dat het topsportklimaat, de voorwaarden om
sportief talent zich te laten ontwikkelen, optimaal moeten zijn.
Intussen zijn de
topsportscholen[13] actief en werd een topsportmanager (Ivo Van Aken) aangesteld
met als expliciete bedoeling om "minstens tien" medailles te verzamelen op de volgende Olympische Spelen. De achterstand op
Nederland tijdens de Spelen in Athene werd immers beschamend geacht.
Maar welke concrete initiatieven gaat onze Vlaamse overheid nemen ten voordele van de kinderen met een leervoorsprong,
om de duidelijke achterstand die we opliepen op alle omringende landen weg te werken?
Waar blijft bijvoorbeeld in de lerarenopleiding de aandacht voor de begeleiding van begaafde kinderen?
Hopelijk doet de overheid binnenkort iets met de concrete voorstellen[14], die wij in februari 2006 doorgaven
aan alle leden van de Commissie Onderwijs en Vorming.
- Vijftig jaar geleden waren er meer kinderen die een jaar oversloegen dan vandaag
- Inderdaad, driemaal zoveel kinderen als vandaag
- Inderdaad, tweemaal zoveel kinderen als vandaag
- Dat is nauwelijks veranderd
- Dubbel zoveel vandaag als toen
- Driemaal zoveel vandaag als toen
Vandaag slaat iets meer dan 1% van de Vlaamse leerlingen minstens een jaar over. In de jaren vijftig van de vorige eeuw was dit ongeveer
3% (zelfs 5% voor de jongens). Zie bijvoorbeeld deze grafieken[15].
Deze evolutie is ook merkbaar in Wallonië en Frankrijk (waar er respectievelijk wel twee en drie maal zoveel versnelde leerlingen zijn dan in Vlaanderen).
Sinds 1998 is er een stijging: in 2006 slaan meer dan 700 leerlingen per jaar een leerjaar over, in 1998 waren dat er nog minder dan
600. Voor de Vlaamse overheid betekent dit een besparing van ong. 4.000EUR per overgeslagen leerjaar per versnelde leerling.
In totaal bespaart de Vlaamse overheid dus jaarlijks ongeveer drie miljoen euro dankzij deze versnellingen.
- Een school, die ook voor 'snelle' leerlingen aandacht wil hebben, kan kiezen tussen ofwel differentiatie ofwel versnelling
- Versnelling alleen volstaat in de meeste gevallen
- Differentiatie volstaat in de meeste gevallen
- Een combinatie van versnelling en differentiatie is essentieel
Eén van beide elementen is natuurlijk nog steeds véél beter dan helemaal niets, maar gecombineerd versterken ze elkaar.
Zoals blijkt uit de 20 belangrijkste punten van A Nation Deceived[16] en uit de
mythes rond versnelling[17], is versnelling vroeg of laat een essentieel onderdeel
van de schoolcarrière van heel veel begaafde kinderen.
Niet enkel de snelheid waarmee slimme kinderen doorheen de leerstof gaan is echter belangrijk, het is ook nodig om hun
denkprocessen te stimuleren en ze geregeld te verplichten om zich ook eens serieus in te spannen.
Zoals iemand al in 1938[18] schreef:
"Doordat ze voor hun schoolwerk nooit moeite moeten doen, verleeren ze alle inspanning, en worden vadsig".
Maar ook meer in het algemeen is -specifiek voor hoogbegaafde leerlingen gemaakte- differentiatie absoluut noodzakelijk
om ook deze kinderen het onderwijs, waar alle kinderen recht op hebben[19] te geven.
De wetgever schreef in Artikel 8 van ons Vlaams Decreet
Basisonderwijs[20]:
Het gewoon basisonderwijs wordt zodanig georganiseerd dat, op grond van een pedagogisch project, in de school een opvoedings- en leeromgeving gecreëerd wordt waarin de leerlingen een ononderbroken leerproces kunnen doormaken. Die omgeving wordt aangepast aan de voortgang in de ontwikkeling van de leerlingen.
|
Wij hopen dan ook dat diezelfde overheid dit 'ononderbroken leerproces' en deze 'aanpassingen aan de omgeving' in de nabije toekomst zal ondersteunen
door te zorgen voor:
- de middelen (voor lestijden en materiaal) in de scholen
- aandacht voor snelle leerlingen in de lerarenopleiding
- de ontwikkeling van ondersteunend lesmateriaal (alle materiaal komt in 2006 nog steeds uit Nederland, waar het vaak ontwikkeld werd
met steun van de overheid!)
- het verspreiden van wetenschappelijke informatie, onder andere wat betreft het overslaan van een klas
- het correct aanwenden van het geld, uitgespaard door de leerjaren die overgeslagen worden.
Waarom kan het niet gebruikt worden ten voordele van de kinderen die dit geld in het laatje brengen?
Kortom, we hopen dat 'Brussel' eens een blik zal werpen op onze pagina met toch wel heel concrete voorstellen[21].
|