Terug naar beginpaginaKinderen iets leren wat ze nog niet weten
maar waar ze wel aan toe zijn
http://eduratio.be/hb19-10-2005.html
Zoals aangekondigd in oktober 2004 bij de lancering van de (rode) map Leerzorg werden enkele fiches[1] m.b.t. hoogbegaafdheid en autisme toegevoegd. Op 19 oktober 2005 werd n.a.v. deze toevoeging een studiedag georganiseerd, waar de Vlaamse Minister van Werk, Onderwijs en Vorming, Frank Vandenbroucke, een toespraak[2] hield.
EduRatio ging luisteren en hoorde nagenoeg hetzelfde als op 24 februari 2004, toen de minister twee vragen van volksvertegenwoordigers[3] beantwoordde in de Commissie Onderwijs.

Wij plaatsten onze commentaar tussen de oorspronkelijke tekst.
Dames en heren,

Het is misschien niet altijd even zichtbaar voor het grote publiek, maar als minister spendeer ik elke week behoorlijk wat tijd aan het beantwoorden van parlementaire vragen. Nog niet zo lang geleden kreeg ik in het parlement op enkele dagen tijd twee vragen over hoogbegaafdheid. De vraagstellers wezen mij op de problemen die zich op het terrein voordoen met de opvang en de begeleiding van kinderen die hoogbegaafd zijn.

Ook jullie aanwezigheid hier vandaag toont aan dat er ruime aandacht bestaat voor deze leerlingen en dat we er niet zomaar van mogen uitgaan dat zij zonder problemen hun hele schoolloopbaan doorlopen.
De aanwezigen hebben ook getoond dat ze van de minister verwachten dat hij middelen ter beschikking stelt om deze 'ruime aandacht' om te zetten in de dagdagelijkse praktijk. In december 2004 ondertekenden meer dan 200 schooldirecteurs[4] onze vraag aan de minister (om meer middelen). En ook op deze studiedag was het enige spontane applaus van het publiek bestemd voor Tessa Kieboom (CBO Antwerpen[5]), toen ze aan de binnenkomende minister meldde dat het materiaal noch de lestijden, die nodig zijn om ook hoogbegaafde kinderen degelijk onderwijs te geven, aan de bomen groeien.
De minister ging hierop in, deze reactie staat niet in de tekst van zijn toespraak. Wij maakten wel een geluidsopname[6] (1MB, WMA formaat).

In de zaal heerste achteraf grote consternatie over deze uitleg (die ook weer identiek is aan deze die de minister gaf op 24 februari), er waren immers mensen aanwezig uit 'concentratiescholen' van hoogbegaafde leerlingen, met zelfs een geval waar 1 op 3 leerlingen (40 op 120) hoogbegaafd zijn! Dat kan men bezwaarlijk "willekeurige verspreiding" over gans Vlaanderen noemen...

Wij nemen de gelegenheid te baat om de minister te herinneren aan onze e-mail[7] aan zijn kabinet van 21 februari 2005, waarbij we in het bijgevoegd document[8] (in sectie 4) een voorstel voor financiering deden, dat nagenoeg geen extra middelen vereiste.



Ik ben verheugd dat ik hier vandaag mijn visie op het onderwijs aan leerlingen met hoogbegaafdheid mag komen toelichten.

Er bestaat een grote diversiteit tussen leerlingen. Ze hebben elk hun eigen leertempo, hun specifieke talenten en natuurlijk ook hun eigen werkpunten. Ze hebben allen een verschillende thuissituatie en ze leggen allemaal een eigen leertraject af. Daarbij zijn er leerlingen die veel ondersteuning nodig hebben, maar er zijn er ook bij wie we vaststellen dat ze blijkbaar 'vanzelf' leren.

Anders dan in de grote maatschappij mogen we er bij leerlingen evenwel nooit van uitgaan dat sommige van die leerlingen sterk genoeg zijn om alle hindernissen in de groei tot volwassene probleemloos te nemen en alle valkuilen in het leertraject te vermijden.

Bij hoogbegaafde leerlingen bestaat het risico dat we naar hen kijken als leerlingen met een overschot aan talenten en met capaciteiten om jaloers op te zijn, maar veel minder als een groep leerlingen die ook beperkingen heeft.
Risico? Jaloezie? Beperkingen? Wij begrijpen niet over welk risico de minister het hier heeft.
We zeggen toch ook niet
"Bij jonge topatleten bestaat het risico dat we naar hen kijken als jongeren met een overschot aan talenten en met capaciteiten om jaloers op te zijn, maar veel minder als een groep jongeren die ook beperkingen heeft."
Integendeel, wij zoeken -terecht- manieren om ons toptalent op sportief vlak alle mogelijk kansen te bieden, o.a. met topsportscholen.
Topsportscholen en een hoogwaardige ondersteuning zullen jonge beloftevolle sporters alle kansen geven om een sportloopbaan uit te bouwen.
schreef de minister in zijn Beleidsnota 2004-2009[9]. Wanneer krijgen onze beloftevolle denkers ook zo'n kansen?



Een organisatie als Dies-lekti-kus heeft er al meerdere keren op gewezen dat deze kinderen wel degelijk specifieke onderwijsbehoeften hebben. Dat een aantal onder hen zelfs het risico lopen door de miskenning van die noden in hun schoolse loopbaan te falen. In die zin moeten we hen erkennen als een risicogroep en erover waken dat ze evenveel kansen krijgen als alle andere leerlingen om zich te ontwikkelen.
De reden om 'iets' voor hoogbegaafde kinderen te doen in het onderwijs is niet om te 'voorkomen dat ze falen', maar wel om onze bekwaamste leerlingen toe te laten om een 'doorlopend leerproces' mee te maken, net als alle andere kinderen. Als we daarvoor zorgen, dan zal een aangenaam neveneffect zijn dat de hoogbegaafde leerlingen, die in het huidige systeem 'falen', deze 'problemen' niet meer ondervinden.


De vraag die we onszelf hierbij moeten stellen is hoe zorgen we voor die gelijke kansen? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze leerlingen zich net als de anderen zich goed voelen in onze klassen? Hoe kunnen we hen helpen hun talenten maximaal te benutten?
We zijn blij dat de minister het heeft over de kern van de zaak: het laten benutten van talenten. Wij kunnen de minister aanbevelen om eens in de omliggende landen een kijkje te nemen m.b.t. 'gelijke kansen'. Gelijke kansen ("Chancengleichheit") betekent bv. voor het Duitse Ministerie van Onderwijs[10] óók aandacht voor hoogbegaafde kinderen. Het Ministerie neemt dan ook talrijke initiatieven, o.a. de uitgifte van een brochure[11] (3MB, 108 blz.).


Sommigen onder ons zullen van oordeel zijn dat we de scholen extra middelen moeten geven voor hoogbegaafde leerlingen of sterker nog dat hoogbegaafdheid als indicator mee opgenomen moet worden in ons nieuw financieringssysteem. Ik ben hiervan geen voorstander omdat we op die manier voorbijgaan aan waar het volgens mij werkelijk om draait namelijk: Wat zijn de vaardigheden van leerkrachten om met deze leerlingen om te gaan? Het gaat er mij met andere woorden niet om méér leerkrachten te voorzien voor deze groep, maar wel ervoor te zorgen dat leerkrachten beter in staat zijn om deze kinderen en jongeren te begeleiden in hun ontwikkeling.

Ik ben er dan ook van overtuigd dat leerkrachten vandaag de dag zich blijvend zullen moeten bekwamen in het omgaan met verschillen tussen leerlingen. Dit is volgens mij een zeer belangrijke peiler om de vragen van leerlingen en ouders aan het onderwijs te kunnen blijven beantwoorden. Het is natuurlijk geen taak van de leerkracht alleen. Het is ook de taak van het schoolteam en de scholengemeenschappen.
Zoals een leerkracht gisteren na afloop teleurgesteld opmerkte: Blijkbaar verwacht minister Vandenbroucke dat leerkrachten dat allemaal in hun reeds schaarse vrije tijd bijleren, want hij spreekt niet over lestijden voor die professionalisering

Het eigenaardige is dat de minister het -net als zijn voorgangster- in zijn uiteenzettingen over inclusie niet enkel over 'blijvend bekwamen' heeft. Voor inclusie lijkt hij wel bereid te zijn om een budget vrij te maken.
Bovendien kan men bij inclusie vanuit de bestaande ervaring in het bijzonder onderwijs vertrekken. Bij de aanpak van hoogbegaafde kinderen kan men niet terugvallen op ervaringen elders.



Professionalisering van leerkrachten vraagt een zekere structuur. Dan denk ik niet op de eerste plaats in termen van een plan dat de overheid moet opleggen aan scholen. De overheid wil de scholen wel aanzetten om binnen hun eigen instelling een leercultuur te creëren. Leren op school is niet alleen een proces van de leerlingen. Het hele schoolteam, inclusief de schoolleiding en het schoolbestuur, zouden leerbereidheid, leergierigheid tot een houding moeten maken. Het zou deel moeten uitmaken van de schoolcultuur. Als overheid kunnen we deze schoolcultuur niet met decreten en regels afdwingen maar we kunnen wel voorwaarden scheppen en stimulansen geven.

Het is misschien niet het eerste waaraan u denkt, maar de uitbouw van de scholengemeenschappen, is zo'n voorbeeld van het scheppen van een voorwaarde om de kennis en vaardigheden en de leercultuur in scholen te stimuleren. Deze structuur laat toe om expertise op verschillende domeinen te bundelen. Kennis inzake zorg en leerproblemen, ook voor hoogbegaafde leerlingen, is daar een voorbeeld van.

Door de bundeling van expertise op het niveau van de scholengemeenschap is een grotere specialisatie maar ook een optimale inzet van knowhow mogelijk. Een kleine groep collega's is niet meer uitsluitend afhankelijk van de toevallige interesse van één persoon die zich in een probleem verdiept. Door kennis te verzamelen en te delen op het niveau van de scholengemeenschap kan een veel grotere groep de expertise benutten. Tussen collega's van de scholen kunnen netwerken ontstaan, waarin collega's ervaringen uitwisselen en - waarom niet - kleinschalige experimenten opzetten en eruit leren. Op dat niveau kunnen scholen ook op langere termijn plannen in welke domeinen ze kennis moeten ontwikkelen en kan het beleidsvoerend vermogen worden verhoogd. Scholen moeten volgens mij evolueren naar een meer algemene aanpak voor het omgaan met specifieke noden van leerlingen. De zorgcoördinator kan daar een bepalende rol in spelen.

Aandacht voor hoogbegaafdheid moet deel uitmaken van een strategisch plan waarin ook het omgaan met allerhande leerproblemen een plaats krijgt. Ik ben ervan overtuigd dat de scholengemeenschappen nog heel wat potentieel hebben om een zorgbreed beleid te ontwikkelen.
Dat is heel fijne gedachte, mijnheer de minister, maar het "delen van expertise" is niet voldoende om hoogbegaafden en hun leerkrachten ten volle te ondersteunen, er is ook didactisch materiaal nodig om mee te werken want de gewone schoolhandboeken volstaan hier bijlange niet voor en er zijn lestijden nodig, al was het maar voor screening en identificatie, en voor ondersteuning van het team.


De scholengemeenschappen zelf mogen echter niet als eilanden functioneren. We moeten scholen ook de nodige ondersteuning blijven bieden. Voor het omgaan met leermoeilijkheden op school zullen bijvoorbeeld de centra voor leerlingenbegeleiding een belangrijke rol spelen. Naast de individuele begeleidingen zullen zij zich ook verder moeten bekwamen in het begeleiden van scholen in de uitbouw van de zorg. Zij zullen samen met de pedagogische begeleidingsdiensten vanuit een tweede lijn de school moeten blijven versterken in hun draagkracht voor leerlingen met specifieke noden.

Naast de structuren moeten we natuurlijk ook naar de praktijk kijken, naar dat wat er zich in de klas afspeelt, naar de competenties van de leerkracht. Daar situeert zich de kern van het onderwijs en het is ook daar dat we de leerlingen echt kunnen helpen.

In dit verband wil ik nogmaals wijzen op de verdienste van de vzw Dieslektikus en mijn erkentelijkheid voor hun geleverde werk benadrukken. Vanaf huidig schooljaar werkt Dieslektikus trouwens op dubbele kracht. We zijn er van overtuigd dat het versterken van de organisatie een bijzonder zinvolle investering zal betekenen.

De werkmap 'Leerzorg' is intussen uitgegroeid tot een standaardwerk voor wie naar concrete voorstellen van aanpak op zoek is. Het is ongetwijfeld zo'n instrument dat in scholen en scholengemeenschappen leerkrachten stimuleert om de eigen kennis en vaardigheden te versterken. Ze moeten er zelf mee aan de slag en zo vergroot het ook hun professionaliteit. Ik ben bijzonder tevreden dat nu ook problemen die samenhangen met hoogbegaafdheid in deze map hun plaats krijgen.

Het is erg belangrijk dat de fiches talrijke wenken voor de praktijk bevatten omdat ik ervan overtuigd ben dat we bij leerlingen met speciale noden nooit mogen blijven steken in het benoemen of labelen van de problemen. Binnen het onderwijs stellen we soms vast dat het voor leerkrachten voldoende is om te weten welke stoornis een leerling heeft. Ik ben erg blij dat de map een heel stuk verder gaat. De fiches zijn een handig instrument met het oog op het erkennen en het detecteren van de problematiek, maar zullen voor velen ook een leidraad zijn bij het omgaan met en begeleiden van deze leerlingen. Op deze manier kunnen we de hoogbegaafde leerlingen daadwerkelijk ondersteunen.


De fiches zijn een mooie basis om leerkrachten te wijzen op het bestaan van iets als 'hoogbegaafdheid', maar wie helpt hen (met opleiding, materiaal en lestijden) om deze wenken concreet en efficiënt toe te passen in de dagelijkse klaspraktijk?
Vandaag heeft de vzw Dieslektikus de werkmap 'leerzorg' uitgebreid met nieuwe fiches én aan u voorgesteld. Bij het doornemen ervan besef ik hoe complex maar tegelijk uitdagend de job van leerkracht is. Met grote bewondering wil ik alle onderwijsprofessionals van harte steunen in het werken met zeer verschillende leerlingen en ben dan ook blij dat we met hulpmiddelen als deze een bijdrage kunnen leveren.

Ik dank u.
Links in het bovenstaande document
Link
nummer
URLTekst
1www.letop.be/ projecten/ leerzorg/ default.asp?parent=1123#startfiches
2eduratio.be/ vdb20051019.htmltoespraak
3eduratio.be/ helsen_michiels.htmlvragen van volksvertegenwoordigers
4eduratio.be/ ondertekenaars.html200 schooldirecteurs
5www.ua.ac.be/ main.aspx?c=*CBOCBO Antwerpen
6eduratio.be/ vdbrandom.wmageluidsopname
7eduratio.be/ email21feb2005.htmle-mail
8eduratio.be/ achtergrondinfo.htmlbijgevoegd document
9www.ond.vlaanderen.be/ beleid/ archief/ 2004-2009.pdfBeleidsnota 2004-2009
10www.bmbf.de/ de/ 846.phpDuitse Ministerie van Onderwijs
11www.uni-rostock.de/ fileadmin/ UniHome/ Gbur/ begabte_kinder_finden_und_foerdern.pdfbrochure

  ©eduratio.be - Opmerkingen en vragen zijn welkom op info@eduratio.be (of schrijf daar in op onze nieuwsbrief)